zondag 17 november 2019

Piëta met hond (6) / Geschiedenis




PIËTA MET HOND


5


Geschiedenis




Lisa stond al voor de deur. Ze was zestien. Ik negentien. 
  We waren teenagers, zoals ze in Amerika zeggen. We hadden een jaar verkering, zoals ze in Twente zeggen.
  Ze trok bij me in. We gingen samenwonen.
  Marianne had ik pas de vorige avond ontmoet. Ze was nieuw voor me.
  Lisa had een stapel koffers en tassen bij zich. Ook haar konijn had ze bij zich. Volgens mij was het een marmot. 
  Ze was veel te vroeg. Ze drukte met haar hele wezen op de bel. Ze legde haar hele ziel en zaligheid erin.

'Marianne, niet de deur open 
doen als de bel gaat. Gewoon 
doen alsof je neus bloedt.'

  Dat had ik die ochtend op een briefje geschreven. Ik had het briefje op m'n hoofdkussen gelegd.
  Later wilde ik professor in de geschiedenis worden. Dat was m'n plan, m'n toekomstplan. De geschiedenis van de wereld is een geschiedenis van rampen en van god. God is het laagste punt, niet het hoogste punt. Alles rolt er vanzelf naartoe, alleen de vogels niet.
  Het is de zwaarste studie van allemaal. Duizend boeken. Een miljoen boeken. Ontelbaar veel boeken. Alle boeken van de wereld. 
  Het sprak me wel aan. M'n moeder wilde dat ik arts werd. Ze zei: 'Als je arts bent, dan heb je geld op de bank en dan kun je in je vrije tijd aan geschiedenis doen.' 

  'Lisa!' riep ik vanuit de verte.
  Het was een snikhete dag. Er was sprake van een hittegolf. De mussen vielen van het dak.
  'Waar kom je vandaan?' vroeg Lisa.
  'Wat doet het ertoe waar ik vandaan kom,' zei ik, 'het gaat erom waar ik nu ben. En ik ben nu hier, bij jou.' 
  'Is het soms geheim waar je was?'
  'Nee hoor, het is niet geheim.'
  'Waarom vertel je het dan niet?'
  'Omdat het te veel is om te vertellen.'
  Daar nam ze genoegen mee. Ze gaf me een kus op m'n mond. De tong liet ze niet naar buiten komen. Dat vond ik zo teder.
  Hoewel Lisa kleiner was dan ik, leek het net of ze groter was dan ik. Dat kwam doordat ik tegen haar opkeek. 
  Als het waar is dat de slechtheid, de leugen en de lelijkheid één en ondeelbaar zijn, zoals sommigen beweren, dan moeten ook de goedheid, de waarheid en de schoonheid één en ondeelbaar zijn. 
  Als er toevallig op dat moment een Fransman was langsgekomen, dan had hij vast en zeker gedacht:
 'Tiens! Les extrèmes se touchent.'
  Ik had de ijsjes gekocht bij Häagen Dasz. Cookies & Cream voor Marianne en Rum & Raisins voor mezelf.
  Ik gaf mijn ijsje aan Lisa. 
  'Voor mij?'
  Ik vond haar net een heilige. Haar stem was honing, mijn oor een bruine beer.
  'Voor jou.'

  'Laat me je handen eens zien,' zei ik.
  Ze liet ze zien. Ze had weer op haar nagels gebeten. Om haar vinger-toppen zaten pleisters.
  Toen zei ze: 
  'Ik ben zwanger.'
  'Van mij?' vroeg ik. 'Laten we dan bidden dat het jouw schoonheid erft.'
  Maar ze wilde het liever laten weghalen, zei ze.
  Dat vond ik ook goed.
  Later die dag, toen Marianne weg was, begon Lisa te bidden, gewoon op klaarlichte dag. Ze geloofde hartstochtelijk in god. Ze zei tegen hem:
  'Lieve god, maak dat alles goed komt en dat de komeet niet op aarde neerstort, amen.'
  Er stond al een week een komeet aan de hemel. De hele wereld was melancholiek, want hij kwam maar eens in de tienduizend jaar.
  Maar voor ik verder ga wil ik het volgende verhaal vertellen, zodat je begrijpt waarom Lisa een goed mens was. Het is een anekdote, dus je hoeft er niet lang bij stil te staan.
  Lisa en ik hadden twee kaartjes gekregen voor het Concertgebouw. Er kwam daar een beroemde zanger.
  De zaal was vol mensen van goede komaf. Er was nog niemand te zien op het podium. Er klonk verwachtingsvol geroezemoes.
  We hadden gehoord dat de zanger de beste tenor van de wereld was.
  Eindelijk kwam hij de trap af.
  Hij had geeneens armen! Z'n hoofd was even groot als de rest van z'n lichaam. Het softenon had hem zo verschrikkelijk te pakken gehad. Dat wisten Lisa en ik niet. Daar had niemand ons voor gewaarschuwd. Dat hadden ze ons wel even mogen zeggen.
  Daar begon hij te zingen. O, wat een prachtige klanken. Wat een tenor.
  De handen van de tenor zaten direct aan de schouders vast, dus zonder armen ertussen, en die handen leken wel de vleugels van een pasgeboren vogeltje, zo machteloos wapperden ze op en neer en heen en weer.
  Lisa kon er niet tegen. Ze moest zo lachen. Ze kon er niks aan doen. Het was eigenlijk huilen. Het werd steeds erger. Ze keek naar de grond, om de zanger niet te zien. Maar schijnbaar zag ze hem toch, voor haar geestesoog, want het hield niet op.
  En het werd er niet beter op voor Lisa toen sommige bezoekers opmerkingen begonnen te maken over haar schandelijke gedrag.
  Lisa kon het lachen niet meer binnen in zich houden. Ze kon het niet meer volhouden om geen geluid te maken. En daar kwam het eruit. Als paarden in galop. Als duizend blauwe, gele en rode papegaaien. Als champagne uit een geschudde fles.
  Ik sleurde haar mee, uit de stoel, voor alle strenge benen van goede komaf langs. Ik maakte allemaal excuses. Daar was ik goed in.
  Lisa droeg een elegante witte zomerjurk met blauwe stippen.
  Omdat ze niet meer kon lopen van het lachen moest ik haar dragen. Zo verlieten we de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw.
  En daarom hield ik zoveel van Lisa. Omdat ze de lach van honderden mensen voor haar rekening nam. Want ik had gezien dat Lisa's lach aanstekelijk werkte op iedereen. Alleen konden de anderen hun lach binnenhouden. Maar Lisa kon dat niet. En weet je waarom niet? Omdat ze een goed mens was, zoals ik al zei.
  Meer heb ik hier niet aan toe te voegen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten