PIËTA MET HOND
14
Eine kleine Nachtmusik (vervolg)
Het raam ging weer dicht. Het leek of het vanzelf ging, maar het was handbediening.
Even later opende een meisje het achterportier. Ze had een krijtwit gezicht en ravenzwart haar. Ze was ongeveer mijn leeftijd.
'Stap maar in,' zei ze. 'Waar moeten jullie heen?'
'Naar de Tweede Oosterparkstraat,' zei Bram.
Hij had het nog niet gezegd of de Opel spoot naar voren als een raket. We reden over fietspaden, over trottoirs, door parken en door het rood van stoplichten. We reden onder de neergaande
slagbomen van een opengaande brug door en zweefden over het water van het ene brugdeel naar het andere. De brugwachter balde z'n vuist naar ons.
De Opel vloog en het meisje kuste de bestuurder in z'n nek.
'Op naar de Tweede Oosterparkstraat!' riep hij boosaardig.
Bram vond het prachtig, zag ik. Hij was nergens bang voor, behalve voor z'n moeder. Ik geloof dat hij die twee gekken wel aardig vond.
'Ruik ik angstzweet?' vroeg de bestuurder, achterom kijkend.
'Niet van ons,' zei Bram. En zo was het.
De bestuurder sloeg met z'n handen op het stuur en drukte het gaspedaal nog verder in. Het kon hem niks meer schelen. Hij zong luidkeels mee met de muziek die uit de radio kwam:
When you're dead, they'll feast upon your flesh,
your brains they'll eat and chop!
Als je dood bent bereiden ze een feestmaaltijd van je vlees. Ze eten je hersenen op en snijden ze aan stukjes.
Volgens mij was het de muzieksoort Death Metal. Of misschien Doom Metal. De bestuurder graaide een handvol wit poeder uit het dashboardkastje en snoof er wat van op, terwijl hij een scherpe bocht nam, de snelweg op. De twee politiewagens die inmiddels achter ons aan zaten, gingen niet verder met de achtervolging.
Volgens mij was het de muzieksoort Death Metal. Of misschien Doom Metal. De bestuurder graaide een handvol wit poeder uit het dashboardkastje en snoof er wat van op, terwijl hij een scherpe bocht nam, de snelweg op. De twee politiewagens die inmiddels achter ons aan zaten, gingen niet verder met de achtervolging.
'Roken?' vroeg de bestuurder. Hij gooide een pakje sigaretten over z'n schouder naar ons toe.
'Ik rook niet,' zei ik.
Bram nam er wel één.
'Bram,' zei ik, 'het is niet goed om te roken als je zo jong bent.'
'Ben je soms m'n moeder?' vroeg Bram.
Uit de autoradio kwam het bericht dat er een spookrijder in een gestolen Opel Kapitän A – een oldtimer – was gesignaleerd op de ringweg rondom Amsterdam. Er was, aldus het bericht, een vrachtwagen gekapseisd bij het ontwijken van het spookvoertuig. Als gevolg daarvan lag de ringweg tussen afslag S114 en S113 bezaaid met tomaten.
Bram tikte op de schouder van de bestuurder.
'Weet je misschien hoe laat het is?' vroeg hij.
'Kwart over de pispot,' zei de bestuurder. Hij was chagrijnig. Hij vond het niet leuk dat we niet doodsbang waren en rustig op de achterbank zaten te praten over de voor- en nadelen van roken. Z'n hele leedvermaak werd erdoor verknald. Hij zat te mokken. Achterop z'n kaalgeschoren hoofd was in gotische letters
GVB
getatoeëerd.
'Waarom heb je Gemeentelijk Vervoersbedrijf op je kop laten tatoeëren?' vroeg Bram.
'Het betekent niet Gemeentelijk Vervoersbedrijf, jij zombie, het betekent Gods Vicious Babies,' beet de bestuurder hem toe. Het was irritatie alom.
Iets voorbij afslag S113 kwam de oude Opel Kapitän A bokkend en pruttelend tot stilstand. De benzine was op.
'Laat ons er hier maar uit, dan lopen we wel naar huis,' zei ik.
We waren namelijk in de buurt.
De zon kwam op. Er was sprake van een rozevingerige dageraad.
Twee agenten – waar kwamen die zo snel vandaan? – wilden één en ander van ons weten. Beleefd en naar waarheid gaven we antwoord op hun vragen. Ze adviseerden ons een aanklacht in te dienen wegens geweldpleging.
'Geweldpleging tegen wie?' vroegen we.
'Tegen jullie zelf natuurlijk,' zeiden ze. Ze stonden wijdbeens en ze hadden grote oren.
'Nee hoor, dat hoeft niet,' zei ik, 'veel te veel gedoe.'
En daardoor had het allemaal gelukkig geen staartje verder.
Eindelijk waren we terug in onze straat. In een boom zong een vogel.
'Zo'n kleine lijfje, zulke smalle schoudertjes, en toch zo'n herrie maken,' merkte Bram op.
'Spannend was het, hè,' zei Bram toen hij weer naast Dadias d'Abrisseau op de bank lag.
'Heel spannend,' zei ik, terwijl ik naast Lisa in bed kroop.
Toen viel Bram in slaap.
Het was op dit moment dat Lisa zei: 'Als hij een matras ziet van duizend kilo, dan tilt hij hem op met z'n tanden, daar draait hij z'n hand niet voor om.'
Ze sloeg haar armen en benen om me heen.
'Heb je naar gedroomd?' vroeg ze.
Ze sloeg haar armen en benen om me heen.
'Heb je naar gedroomd?' vroeg ze.
Een vliegtuig vloog zachtjes en voorzichtig over de stad, om de bewoners niet wakker te maken. Voortaan ging ik niet meer de straat op 's nachts. Het was 's nachts niet pluis in Amsterdam. Het wemelde er dan van de gekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten