PIËTA MET HOND
15
Een grijze jas en een grijze broek (vervolg)
Ik kreeg zin om de kapper een klap te geven.
Hij deed een verband om m'n oor om het bloeden te stelpen. Toen ging hij weer verder met knippen.
'U maakt m'n haar nu werkelijk te kort,' zei ik. 'Als u zo door gaat zit er straks geen haar meer op m'n hoofd. Het is nu mooi geweest. Het is nu klaar.'
Ik wierp het laken van m'n schouders en stond op uit de stoel.
'Maar u loopt voor gek,' zei de kapper. 'U bent nog maar half klaar. Aan de rechterkant bent u kortharig en aan de linkerkant langharig. De mensen zullen u uitlachen.'
'Dat kan me niks schelen. De rest doe ik zelf wel. Hier is de helft van uw geld, alstublieft en dank u wel. Bram, Dadias, kom, we gaan.'
En terwijl de kapper, achter me aan dribbelend, nog snel wat haren van m'n schouders borstelde, verlieten we de zaak. Inderdaad lachten sommige mensen me uit. Maar anderen hielden me staande en vroegen waar ik m'n haar zo schitterend – ja, schitterend – had laten knippen. Zo werd ik door puur toeval de uitvinder van een heel nieuw kapsel.
'Wat zullen we gaan doen? vroeg Bram. Omdat het vakantie was stelde hij die vraag elke dag.
'Lang en diep nadenken,' zei ik.
'Waarover?'
'Over het evacueren van buikbewoners. En ik heb ook zin om wat te drinken in m'n vaders café. Ik heb het heet. Ik heb dorst.'
'Gaan we dan ook vechten?' vroeg Bram.
'Er valt niks te vechten.'
'Hoe bedoel je, we kunnen toch gaan vechten als we zin hebben?'
'Waarom zouden we in vredesnaam?'
'Dus we gaan niet vechten?'
'Nee.'
'Geen haar op je hoofd?'
'Nee.'
Het was een tijd stil.
'Sommige kinderen kunnen vliegen,' zei Bram na een poosje. Ik had geen idee waar dat op sloeg.
Het was weer stil.
'Waarom heet een pijnboom eigenlijk een pijnboom?' vroeg hij.
'Omdat hij altijd pijn heeft, daarom,' zei ik.
'En een pijnappel?'
'Ook.'
'En een pijnappel?'
'Ook.'
Toen zag Bram een goeie muur om z'n tag op te zetten. Hij keek snel om zich heen of er geen politie aankwam, diepte een zwarte verfspuitbus op uit z'n plastic zak en spoot 'Wolf 183' op de muur. En nog een keer. En nog een keer. En nog een keer. Dat was nou bomben.
'Waarom schrijf je eigenlijk je naam overal op?' vroeg ik toen hij weer terug was. 'Waar is dat goed voor?'
'Daarvoor,' zei Bram.
'Maar je maakt helemaal niks, en bij dat niks zet je dan toch zo groot je naam alsof je ik-weet-niet-wat voor een groot kunstenaar bent. In de Middeleeuwen deden ze het precies andersom. Ze maakten schitterende kunstwerken, maar hun naam zetten ze er niet bij.'
Dat had ik in een studieboek gelezen.
'Ja,' zei Bram, 'en het liefst zet ik m'n naam op een vliegtuig. Dat heeft nog nooit een graffitischrijver gedurfd. Dan vliegt m'n naam. Dat is pas mooi.'
Ik kon hem geen ongelijk geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten