Het is niet gemakkelijk om een plek te vinden om te schrijven. Op mijn kamer is een man die het aan zijn tong heeft. Hij is vriendelijk, maar wat een gesnurk!
Vanwege het lawaai ga ik in de kantine zitten. Ik duw de kapstok met de zak vloeistof voor me uit. Niet eerder liep ik met een zak vloeistof rond. De vloeistof is water met zout. Het wordt voor de zekerheid in me gedruppeld. Ik moet veel drinken.
Maar in de kantine kan ik ook niet schrijven. Wie daar maar komt begint een praatje.
Een oude vrouw met een rimpelig velletje en dunne botten moet huilen.
Een paar weken geleden woog zij nog maar vierenveertig kilo.
Zij huilt om haar man en om haar kinderen.
Dan stormt er een energieke jonge verpleegster de kantine in.
"Bent u P.?"
Zij zal mijn verpleegster zijn voor de avond en een deel van de nacht!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten