Ik had mijn arm ontbloot (ik had de mouw van mijn hemd opgestroopt). Mijn arm lag op de armleuning van de stoel met de witte onderkant met de blauwe aderen omhoog.
Degene die mijn bloed moest afnemen dreef de naald in het vlees. Het was een jonge vrouw. Ik zag alleen haar mooie ogen. Ik hoorde haar ademen. Ik voelde het windje van haar wimpers (het ontstond door het knipperen van haar ogen).
De naald zocht de ader, maar vergeefs. Niet iedereen beheerst de kunst van het bloed afnemen.
De jonge vrouw probeerde het nog een keer, nu in de andere arm. Nu lukte het wel. Ik zag opluchting en zelfs trots in haar mooie ogen.
Mijn bloed stroomde vanzelf, bijna gretig, in het buisje (binnen in het buisje heerst een vacuüm). Het stroomde rechtstreeks uit mijn lichaam in het "lichaam" van de medische wetenschap. Er ging geen druppel verloren.
Mooi rood bloed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten