Vandaag
beleefde ik achter elkaar twee moderne wonderen. 's Ochtends zag ik
iemand die ik van tv ken in het echt. En 's
avonds zag ik iemand die ik in het echt ken opeens op tv. Ik kan niet
zeggen dat het ene meer indruk op me maakte dan het andere. Beide
gebeurtenissen bezorgden me een klein schokje. Ik werd bij mezelf een
verhoogde alertheid gewaar, ongeveer zoals bij een of andere dreiging.
Ik meende in deze twee schokjes de quintessens van de roem op de
staart te trappen. Maar voor ik een en ander goed en wel onder woorden
had gebracht, was de quintessens me alweer ontglipt. Zou het zo kunnen zijn,
dacht ik, dat de quintessens ons per definitie ontglipt? Dat zij
eenvoudig te vluchtig is – als een geurtje? En dat de mensheid daardoor
in ketenen zucht, zoals geschreven staat in het hartstochtelijke
volkslied van de Colombianen?
Ja, al het essentiële ontgaat ons. Daarom zijn onze boeken zo dik* en zitten we tot onze nek in de stront. (Mogelijk heeft Rabelais weet gehad van de quintessens).
* Het Vermoeden van mevrouw Duifjes: "Hoe dikker het boek, hoe onmachtiger de schrijver."
* Het Vermoeden van mevrouw Duifjes: "Hoe dikker het boek, hoe onmachtiger de schrijver."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten