J.H. Donner |
Iemand vroeg me welk Nederlandse boek ik "echt heel goed" vind.
Wat is dat nou voor een vraag?
"De Koning van J.H. Donner," zei ik maar.
Er is ook een schrijver die ik erg goed vind zonder ooit een boek van hem gelezen te hebben, namelijk Koos van Zomeren.
Een keer heb ik met Koos van Zomeren in hetzelfde tijdschrift gestaan, wat me tot eer strekte vond ik. Het tijdschrift had ons uitgenodigd om over een dier te schrijven. Hij en ik schreven allebei over een hond. Ik zal het tijdschrift eens opsnorren, ik heb het nog wel ergens liggen in het bergmassief dat M. ons archief noemt. En Gert Ligterink vind ik ook goed. Hij schrijft in de krant over schaken. Ik koop speciaal voor zijn schaakstukjes op zaterdag de krant. Maar dat is geen boek. En Eva Gerlachs dichtbundel Verder geen leed mag ik ook niet vergeten te noemen. En Momentums laadklep van Jérôme Gommers ook niet, met daarin de regel:
Alles was weer mogelijk, het kon en kon en kon
O, en De simulatie van de schepping van Nachoem Wijnberg ook niet, met daarin het gedicht:
Jouw mannequins lopen misschien
als gazelles maar mijn mannequins
lopen als bisons. En het podium dreunt.
En de fotografen drukken elkaar in paniek
naar achteren terwijl zij proberen weg te
stappen
als mijn kudde met nauwelijks schuddende
en met bont verzwaarde hoofden langskomt.
Zie je nou wat een moeilijke vraag zo'n vraag is. Zo'n vraag moet je eigenlijk niet stellen. En je kunt hem beter ook niet beantwoorden.
Iets anders: ik heb prachtige nieuwe sokken. M. heeft ze voor me gekocht. Ik draag ze met veel plezier en als ze soms even tussen oude schoen en kosmopolitische broek tevoorschijn piepen, dan zijn ze een lust voor het oog, zowel van kleur, van stof als van weefsel (patroon). Ik durf wel te zeggen dat ik nimmer zulke mooie sokken droeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten