woensdag 6 mei 2020

Grote goden, kan dat pikkie praten

C., die L. genoemd wordt, met haar spreeuw /
door Edward Poynter (1836-1919)

1.
Hij heet Catullus.
Hij is een bon vivant en hij is vreselijk verliefd op C., die hij in z'n gedichten L. noemt.

Die C.
ik zeg het maar gewoonis een nymfomane. 

2.
Catullus noemt z'n gedichten "grapjes".
 

3.
Gaius Valerius Catullus is geboren tussen 667 en 676 Ab Urbe Condita¹ en hij woont in Rome, waar Julius Caesar de baas is. Als je Catullus z'n grapjes leest is het net alsof je met hem in Rome bent en daar komt Julius Caesar de hoek om lopen.

Ik mag zijn boek een maand lenen van U.
Ik zou het boek van P. krijgen; hij had het per drone naar me verzonden, maar de drone is de weg kwijt geraakt.
 

4.
Hier is een grapje van Catullus:


Furius, je villaatje ligt beschut
tegen de sirocco, de zuidwester,
de gure bora en de levantijn,
maar die hypotheek van 15.200 piek
zet je huis pas echt in de wind.

Nog eentje:

Ik lachte me slap toen een toehoorder
na Calvus' schitterend requisitoir
tegen de schurkenstreken van Vatinius
enthousiast zijn hand opstak en riep:
'Grote goden, kan dat pikkie praten!' 

Nog een laatste: 

Gellius is slank. Allicht. Met zo'n aardige,
kloeke moeder, zo'n charmante zus,
met zo'n aardige oom en al die meisjes om
zich heen moet hij wel mager blijven.
Hij doet alles wat niet mag. Geen wonder dus
dat hij er zo afgetrokken uitziet.

Vooruit, een allerlaatste dan:

Je bent een schat, vrouwtjelief,
mijn lieveling, mijn lekker stuk,
als ik in de siësta bij je mag komen.
Mag ik? Zorg er dan maar voor
dat je voordeur niet op slot is
en jij niet alweer op stap bent.
Nee, blijf thuis en bereid je voor
op negen nummertjes na mekaar.
Als dat mag, dan kom ik meteen,
want ik lig hier na een stevig maal
met in mijn hemd en sprei een paal.  

¹ "Vanaf de stichting van de stad" (de Romeinen telden natuurlijk niet af naar het jaar van de geboorte van Christus).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten