dinsdag 27 augustus 2019

Wat een mensvriendelijke wezentjes zijn zij

Bamboe in de wind
1.
Ik wil buurloos worden.
Ik heb altijd buren gehad.
Ik heb nooit in een losstaand huis gewoond.
Een losstaand huis is duur, vooral als er veel grond omheen is.
Ik heb altijd geluiden van buren gehoord en ik vond het altijd geruststellend.
Er zijn tijden geweest dat ik erop wachtte dat mijn buren zich lieten horen. 
 

2.
Boven mij wonen mensen die lawaai maken bij alles wat zij doen. Leven is lawaai maken.
Hun jongste kind is een gilorgel.
Naast mij wonen mensen die niet kunnen leven zonder muziek te draaien.
Ik draaide vroeger ook vaak muziek.

3.
Er fladderen twee nachtvlindertjes door mijn kamer.
Wat een mensvriendelijke wezentjes zijn zij.
Zij maken helemaal geen lawaai.
Er hangen twee dikke spinnen in hun web voor het raam van mijn studeerkamer.
Zij vangen veel muggen
 (daardoor zijn zij dik). Zij doen dit in stilte.
En de oleander maakt ook geen lawaai.
Noch doet dat de mirre, die geruisloos bloeit.
Noch de bamboe, die zachtjes ritselt in de wind.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten