vrijdag 23 oktober 2020

Over het niets en het nietsdoen / II / Secundo



O V E R   H E T   N I E T S  
E N  
H E T   N I E T S D O E
N

II

_____________

S E C U N D O

*

Kenden de Ouden het niets? De oude Grieken en Romeinen bedoel ik. Het antwoord is nee. Nou ja, wel in tithemische¹ zin:

"Wat ben je aan het doen? O, niets."

Maar niet in monotheïstische zin. De Ouden waren polytheïsten. Ze waren er niet op uit de godenwereld te monopoliseren. Ze hadden geen probleem met een god meer of minder, integendeel: ze hielden van gezelschap en ook hun goden hielden van gezelschap. Dat was ook de reden waarom ze mensen schiepen niet uit het niets, maar uit aarde, water, lucht en vuur.

*

Uit niets kan niets voortkomen, zeiden de Ouden. Ex nihilo nihil fit. Iets maken uit niets creatio ex nihilo was volgens de Ouden onmogelijk.
En dat zegt ook het gezonde verstand.
Toen de Grieken voor het eerst hoorden van de schepping van de wereld uit het niets, in het jaar 802 na de stichting van Rome (49 n. Chr.), op de dag dat de apostel Paulus op de Areopagus in Athene het christendom verkondigde, sloegen ze zich op de knieën van het lachen. Ze hielden hun buik vast van het lachen en vielen op de grond van het lachen. En op de grond liggend trappelden ze met hun benen in de lucht van het lachen.

*

Kijk, ik heb hier niets in mijn handen.
Kan ik van dit niets, dat ik hier in m'n handen heb, iets maken?
Nee, kan niet.

*

Dit hier is een kluit aarde.
Kan ik hiervan iets maken, een mens bijvoorbeeld?
Ja, kan!
Eerst spuug ik erin, dat is mijn water.
Dan kneed ik een menselijk figuurtje.
Dan leg ik het te drogen in de zon, dat is mijn vuur.
Dan blaas ik mijn adem erin, dat is mijn lucht.
Dan geef ik het een mooie snor.
En dáár hebben we professor Nietzsche
de opgeruimdste, lichtvoetigste, vrolijkste, zonnigste, beweeglijkste, luchtigste, gevaarlijkste, vlugste en verkeerdst begrepene van alle filosofen.

*

Ik wil hem er graag bij hebben, omdat hij degene is geweest die de zware steen van het monotheïsme opzij schoof waaronder Europa eeuwen lang begraven lag. Na vele donkere, vochtige, beklemmende, verpletterende eeuwen voelden de Europeanen eindelijk de warme zon weer op hun huid en zagen ze weer de blauwe lucht.
De blauwe lucht die je ziet als je met een grassprietje in je mond op je rug in het zomerse gras ligt en omhoog kijkt.
De blauwe lucht waarover iemand schreef: "Wij waren blij en uitbundig om niets, om 't mooie weer, om de zonneschijn, om de lucht om ons heen, die wij ademden, en om de lucht boven ons, die wij zagen.
"
En
daarmee zijn we beland in het hier en nu – de ideale plaats en het juiste moment om niets te doen.

Want die blauwe lucht, dat is de lucht hier boven het IJ, boven onze Dolce far Niente Academie

*

We zagen daarnet hoe de Ouden over de grond rolden en met hun benen in de lucht trappelden van het lachen om de gedachte dat een god de god van de christenen en de joden (moslims waren er nog niet) de wereld uit het niets geschapen had.
Welnu, zo lachwekkend als dit monotheïstische niets voor de Ouden was, zo waardig was voor hen het niets in nietsdoen.
Werken werd in de Oudheid als iets zeer oneervols beschouwd. Marcus Tullius Cicero schreef: “Het geld dat je verdient met werken is vulgair en onaanvaardbaar.” 
Het ideaal was: otium, nietsdoen.
Het tegenovergestelde van otium was negotium
negosie in het Nederlands: handel, bedrijvigheid, werk.
Hoe komt het toch, dat het werken in de loop van de millennia steeds meer in aanzien steeg, terwijl het nietsdoen alle waardigheid verloor, ja zelfs verachtelijk werd (behalve dan in de nuttige vorm van bijkomen van het werk en weer "opladen")?
Ik heb hier een theorie over.
 

¹ Tithemisch = betreffende het doen, zie hier.

© Peter Bekkers

Wordt vervolgd

Over het niets en het nietsdoen I / Primo
Over het niets en het nietsdoen III / Dolce

Geen opmerkingen:

Een reactie posten