woensdag 21 oktober 2020

Ik fietste 's avonds door de stad

Ik fietste 's avonds door de stad van Oost naar Zuid, een hele tocht. Er was vrijwel niemand op straat. Het rook heerlijk zoet, naar de droge, koude herfst. De herfstbladeren onder de bomen knisperden als ik erdoorheen fietste (ik fietste er speciaal doorheen).
Ik was op weg naar het Frans Otten stadion. Als je niet dood bent, wordt er geen stadion naar je vernoemd.
Achter op de fiets, stevig vastgeklemd: mijn tas met daarin een tennisracket, tennisballen, schoenen, sokken, een korte broek, een T-shirt, een trui, een handdoek. Zo reed ik vijftig jaar geleden ook al door de stad (een andere stad).
Op de deur van de kleedkamer in het Frans Otten stadion stond in het groot en in het rood in verband met de coronacrisis: 

Verboden toegang 

Op de terugweg kwam ik langs de prostituees aan de Ruysdaelkade in hun rood verlichte kamertjes. Ze wenkten me. Kom maar binnen. Hier in onze armen, hier tussen onze dijen.
Ik maakte een ommetje en fietste door de straat waar mijn vader vroeger woonde. Hij is al vele jaren dood. Het licht brandde waar hij woonde. Het was net of hij thuis was. Het rook heerlijk naar de droge knisperende herfst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten