donderdag 22 oktober 2020

Over het niets en het nietsdoen / I / Primo

 


 

O V E R   H E T  N I E T S  
E N  
H E T   N I E T S D O E N

I

_________

P R I M O

*

Het tegenovergestelde van "niets" is "alles". Daarom ga ik het nu eerst over alles hebben.
Een tijdje geleden was er een bekende Nederlandse sterrenkundige te gast in een televisieprogramma om over de oerknal te praten. Hier zijn enkele woorden die de sterrenkundige die avond gebruikte:

                                                   Onvoorstelbaar
                                                   Ontzaglijk
                                                   Onbevattelijk

Je zag dat het genotvol voor hem was om die woorden te gebruiken. O, hij vond het heerlijk! Het is niet ondenkbaar dat hij sterrenkundige was geworden omdat hij zo graag zulke woorden gebruikte.
Veel sterrenkundigen vinden het fijn om zulke woorden te gebruiken, heb ik gemerkt. Mogelijk is het heelal daardoor ontzaglijker, onbevattelijker en onvoorstelbaarder dan het in werkelijkheid is.
Anders gezegd: mogelijk ontdekken de geleerden het heelal niet alleen, maar vormen ze het ook
 ˗ ongeveer zoals pottenbakkers uit een homp klei een vaas vormen of zoals Prometheus uit een kluit aarde de mens vormde.
De tak van wetenschap die zich bezig houdt met het ontstaan van vormen heet de morfologie. De morfologie vraagt: waarom heeft iets ˗ bijvoorbeeld een slakkenhuis of het heelal ˗ een bepaalde vorm en geen andere vorm?

*

Nikolaus Copernicus en Galileo Galilei dachten er niet over na of het het heelal een begin of een einde had.
Het heelal was er gewoon.

Hierin kwam verandering toen Georges Lemaître in het jaar 1927 de theorie van de oerknal en het uitdijende heelal formuleerde.
De vraag die hem natuurlijk onmiddellijk door iedereen gesteld werd, luidde: "Als het heelal met een oerknal begonnen is, wat was er dan vóór de oerknal?"
Dat was precies de vraag die die avond op televisie aan de Nederlandse sterrenkundige werd gesteld, en het antwoord luidde: "Niets."

*

Nu moeten jullie weten dat Georges Lemaître, de bedenker van de oerknal, behalve een briljant natuurkundige ook een katholiek was. En niet zomaar eentje: hij was Jezuïet, priester, lid van het priesterbroederschap Amis de Jésus, titulair kanunnik, pauselijk huisprelaat en voorzitter van de pauselijke Academie van Wetenschappen, de vermaarde Accademia dei Lyncei ˗ Academie van de Lynx ˗ waar lang geleden ook Galileo Galilei voorzitter van was.
Georges Lemaître was een man van god.
En zoals iedereen weet, leren de heilige boeken van de eenkennige, monotheïstische of monopolistische religies dat er maar één god is, en dat die god de wereld heeft geschapen.
Waaruit heeft de ene en enige god de wereld geschapen? Uit het niets heeft hij de wereld geschapen.
Dat moest wel
˗ uit het niets, bedoel ik ˗ want als er al iets was, wat dan ook, dan was een andere schepper of scheppende kracht hem vóór geweest. Dan was hij dus niet "de ene en enige".

*

"Niets," antwoordde de sterrenkundige dus op de vraag wat er vóór de oerknal was.
Of hij iets kon zeggen over dit niets, werd hem gevraagd.
Dat kon hij niet, zei hij.
Of hij het toch wilde proberen, werd hem gevraagd.
De sterrenkundige probeerde het
 ˗ maar nee, kon hij niet.
Hoe was het mogelijk ˗ andere vraag dan maar ˗ dat uit het niets iets was ontstaan?
Wist hij niet.
Het was allemaal, stamelde de sterrenkundige:

                                                   Onvoorstelbaar
                                                   Ontzaglijk
                                                   Onbevattelijk

Dit zijn niet toevallig ook de woorden die de mystici en de religieuze denkers stamelen als ze het niets (of god) proberen te omschrijven.

*

En zo loodste Georges Lemaître het monotheïstische niets de wetenschap binnen (met dit verschil dat het niets van Lemaître geen god meer nodig had om "iets" te worden; het was op eigen kracht, door de oerknal, in "iets" veranderd; het niets was zélf creatief geworden).
Door de oerknal kreeg het heelal een begin, een soort van einde en een vorm. Welke vorm? De vorm van het verhaal waarvan de priester Lemaître doordrenkt was, de vorm van het scheppingsverhaal uit de heilige boeken.
Het heelal werd, kortom, monothe
ïsme-vormig: vanuit het niets wijd uitkragend tot kelk, tot vaas, tot megafoon ˗ de megafoon van het niets.

*

Nu denken jullie misschien: wat sta je daar nou te kletsen over het niets en de oerknal? Heb je er soms verstand van?
Niet meer dan jullie. Maar ik heb wel een beetje verstand van het menselijk brein. Ik heb namelijk zelf zo'n brein. Jullie ook, jullie hebben ook zo'n brein.
En zoals jullie weten is het voor het brein volstrekt onaanvaardbaar dat iets, wat dan ook, geen "begin" heeft en geen "einde"; dat het er altijd geweest is en altijd zal zijn, zonder ooit "ontstaan" of "geboren" te zijn, zonder ooit te "verdwijnen" of te "sterven". Zoiets kan ons brein eenvoudig niet verwerken. Het slaat dan op tilt, zoals een flipperkast.
Het brein móet gewoon een begin (en een einde) fabriceren. Met Lemaître's oerknal nam het heelal niet zozeer zijn eigen vorm aan, maar de vertrouwde, geruststellende vorm van ons denken.
Alle wetenschap is beeldende kunst en geruststelling.

© Peter Bekkers

Wordt vervolgd

Over het niets en het nietsdoen / Secundo
Over het niets en het nietsdoen / Dolce

Geen opmerkingen:

Een reactie posten