Hij loopt statig met verende passen. Zijn rug is recht. Een kromme koning is geen mooie koning (aan kromheid kan een volk geen trots ontlenen).
Hij loopt door de menigte zonder te zwaaien. De menigte wijkt uiteen en vormt een pad. Elke steen waarop hij zijn voet zet wordt speciaal voor hem neergelegd door bedienden. Zijn mantel is rood, zijn kroon is van goud. Hij staat in de rij in de supermarkt met de gouden kroon op zijn hoofd en met de gouden staf die hij soms bij zich heeft. Hij heeft gekocht: twee halve liters bier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten