De nieuwe barkeeper is een jonge vrouw die lekker ruikt. Ze heeft een kort truitje aan, waardoor we haar navel kunnen zien. Door de navel zit een zilveren ringetje als door de neus van een stier. Het is sexy om te zien. Het maakt dat je meteen aan de rest van haar begint te denken.
Ze glimlacht naar ons en haar glimlach fladdert door het café. Ach!
Maar K. zegt: "Kleine geesten houden misschien van lekkere geurtjes, maar grote geesten houden van stank. Wat is het toch heerlijk voor de grote geest om de neus in de stank te steken. Daar wordt de grote geest opgewonden van."
"Jij bent helemaal geen grote geest," zegt B., "jij bent alleen maar iemand die de boeken van de grote geesten gelezen heeft. En daarom hoor jij niet van stank te houden, maar van lekker geurtjes, net zoals wij en net zoals alle andere gewone stervelingen die geen grote stankgeesten zijn."
Wanneer K. beledigd wordt, verandert hij meteen in een zielig dier, een kale papegaai in een kooi of een verwaarloosde oude ezel. Dan gaat hij alles nog erger maken en op het laatst heeft iedereen medelijden met hem.
"Je hebt gelijk," zegt hij, "mijn leven is een mislukking. Mijn mooie jeugddromen zijn niet uitgekomen en alles is vastgelopen in de modder. Ik heb geen grote bezittingen. Alles lijkt wel met groene zeep ingesmeerd. Alles glipt uit mijn handen zodra ik het vastpak. Kijk ik naar de mensen in de winkelstraten, dan zie ik dat de dingen in de etalages roepen: 'Pak mij, neem mij, neem mij mee!' Maar tegen mij roept alles: 'Ga weg, loop door, blijf van me af!'"
Er valt een stilte in het café.
Het is ook niet gemakkelijk om stijlvol te zijn als je net beledigd bent. Het is veel gemakkelijker om stijlvol te zijn als je net een complimentje hebt gehad (je moet stijlvolheid niet verwarren met bescheidenheid).
Wij beginnen allemaal naar een ander onderwerp te zoeken, en daarom blijft het even stil in het café.
En midden in de stilte zit K.
Zoiets heet nou een pijnlijke stilte.
"Barkeepster, nog een drankje voor iedereen en voor K. twee drankjes!" roept eindelijk iemand.
En het geroezemoes komt weer op gang.
*
Een
tijdje geleden vond ik een stapel krantencolumns terug die ik
eenentwintig jaar geleden, in het jaar 1999, schreef. Ze gingen over een
café
waar ik toen wel eens kwam en over enkele mensen die daar ook wel eens
kwamen. Ik was de columns vergeten. Omdat ze zoete en bittere
herinneringen bij me oproepen, wil ik ze graag opnieuw publiceren hier
op Eeuwige Bouillon.
Dit is de elfde column. Zodra m'n nieuwe pc er is - de oude is ontploft - ga ik weer verder met de achtdelige serie Zeven dagen in Normandië.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten