"Als je te verlegen bent om iets te zeggen, zegt K. tegen G., "dan is het niet handig om verliefd te worden, want het zijn de woorden waardoor de vrouwen verleid worden. Niet de daden, niet het lichaam en ook niet jouw reebruine ogen, maar de woorden. Maar dan moet je ze wel in de juiste volgorde zeggen. Eerst de mooie woorden en daarna de schunnige woorden. En wat je ook niet moet vergeten zijn de komische woorden, de woorden om te lachen. Want door het lachen komt er niet alleen in het hoofd en het hart van de vrouw een gevoel van vrijheid en openheid, maar ook tussen de benen, als ik zo vrij mag zijn. Jawel, ook daar lacht de vrouw. Maar pas op, van alle woorden zijn de komische woorden het moeilijkst om te vinden. Als ze niet om je grapjes hoeft te lachen, heb je het eigenlijk meteen verknoeid. Maar als je haar aan het lachen maakt, dan heb je haar halve lichaam al veroverd, waarbij je moet beseffen dat de glimlach de overtreffende trap is van de schaterlach. Kortom, de mooie, de schunnige en de komische woorden zijn de machtige instrumenten die de begeerte tevoorschijn roepen. Denk je dat ze ook verliefd is op jou?"
"Ik denk het wel, zegt G., "en daarom moet jij mij helpen iets te zeggen dat de begeerte tevoorschijn tovert. Jij moet jouw woorden gebruiken om het grote vuur van de liefde aan te steken."
"Maar dan wordt ze misschien verliefd op mij," zegt K. "Je moet niet bang zijn en je moet het niet meteen over haar schoonheid hebben, daar houden vrouwen niet van. Het maakt dat ze zich van porselein gaan voelen, terwijl hun schoonheid diep van binnen voelt als de kaken van een vechthond. Want ze gebruiken hun schoonheid niet alleen om de mannen te lokken, maar ook om ze van zich af te houden. En tenslotte nog dit, G., je moet te allen tijde hoffelijk zijn, maar nooit keurig, netjes en beleefd. Het is namelijk altijd de mindere die zo doet tegen de meerdere, net zoals het kleinere dier op de rug gaat liggen om de kwetsbare buik te tonen aan het grotere dier. Daarom is het het beste om robuuste taal tegen de vrouw uit te slaan, zodat de woorden niet uit je mond komen als verlegen kinderen die het podium op geduwd worden. Want de vrouw is een hartstochtelijker wezen dan de man en de hartstocht laait niet in haar op wanneer je uit jouw verlegen innerlijk verlegen taal laat opborrelen. Mogen jouw woorden tegelijk vrolijke, robuuste en gouden woorden zijn. Want ook al heeft het christendom ons wijsgemaakt dat er alleen rijkdom en wijsheid te vinden is in het lijden en de zielepoot, en niet in de vrolijkheid en de held, waardoor wij denken dat de wanhoop de bron is van onze inzichten, toch bestaat er ook wel degelijk... Nou ja, succes ermee! Proost!"
*
Een
tijdje geleden vond ik een stapel krantencolumns terug die ik
eenentwintig jaar geleden, in het jaar 1999, schreef. Ze gingen over een
café
waar ik toen wel eens kwam en over enkele mensen die daar ook wel eens
kwamen. Ik was de columns vergeten. Omdat ze zoete en bittere
herinneringen bij me oproepen, wil ik ze graag opnieuw publiceren hier
op Eeuwige Bouillon.
Dit is de negende column. Enkele passages uit deze column gebruikte ik in m'n debuutroman Piëta met hond, die op deze blog te lezen is. Als m'n nieuwe pc er is - de oude is ontploft - ga ik weer verder met de achtdelige serie Zeven dagen in Normandië.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten