"Elk mens denkt wel eens dingen die hij niet mag denken. Die een schande zouden zijn als hij ze hardop uitsprak. Je mag, wanneer je in gezelschap bent, gerust verklaren dat je soms zulke dingen denkt, en het gezelschap zal dan verklaren: 'Wij ook, wij denken ook wel eens zulke dingen. Niets menselijks is ons vreemd.'
Maar je moet nooit zeggen wát het precies is wat je denkt. Je kunt beter niet openhartig zijn over de details, ook al ben je nog zo dronken. De mensen zullen het namelijk onthouden met hun goede geheugen en ze zullen jou de details op een dag voor de voeten werpen. Misschien zijn hun eigen details vele malen erger dan de jouwe, maar jij hebt het gezegd. Dat is een fout. Je moet dus nooit in details treden. Want niet alleen god zit in de details, ook de duivel zit erin. Openhartigheid over de details is de dood van elke beschaving, onthoud dat. Wanneer een beschaving begint te denken dat er geen communicatie meer mogelijk is zonder openhartigheid, dan is die beschaving op sterven na dood, dan komen er geen blaadjes meer aan de bomen en geen bloemen meer uit de knoppen. Want veel dingen worden ons vergeven, maar sommige dingen worden ons niet vergeven, dat wil zeggen: ze worden onthouden – waaruit maar weer eens blijkt dat het geheugen moreel van aard is. Of het zuiver moreel van aard is zou ik niet durven zeggen. Maar het is onmiskenbaar dat de wraakzuchtigen een beter geheugen hebben dan de vergevingsgezinden. Dat heeft de ervaring me geleerd, zogezegd."
En met die strenge woorden maakt K. een einde aan de stroom ontboezemingen van R., die ik hier liever niet navertel, ook al branden me de woorden op de lippen. Maar zulke woorden in de krant schrijven is hetzelfde als ze zelf bedenken. Dan krijg ik straks nog de schuld. Dan treft mij hetzelfde lot als de boodschapper die het slechte nieuws bij de tsaar kwam brengen.
"Hak zijn hoofd eraf!" riep de tsaar.
Het zwaard van de lijfwacht sneed door de lucht en het hoofd van de boodschapper rolde over de grond.
De tsaar dacht dat door het afhakken van het hoofd ook het slechte nieuws uit de wereld was.
Wat een interessant onderwerp, nu ik er eens goed over nadenk. Maar ik moet het terzijde schuiven, want een andere gebeurtenis vraagt onze aandacht.
Wanneer een vrouw binnenkomt op een plaats waar twee of meerdere mannen aanwezig zijn, en zij heeft zeer mooie borsten, dan houden die mannen op met waar ze ook maar mee bezig zijn en worden één en al oog. Ook al zijn hun gesprekken nog zo vurig, ook al heerst er nog zo veel vurige onenigheid tussen hen, wanneer zo'n vrouw binnenkomt verdwijnt al hun strijd als sneeuw voor de zon en er ontstaat een gelijkgestemdheid. En daardoor wordt het stil, want wanneer twee (of meer) mannen het met elkaar eens zijn, dan zeggen ze niks tegen elkaar, geen woord. Dan hoor je alleen maar hun ademhaling en in hun ogen is een blik als van een koe in een grazige weide. Vrouwen zetten het juist op een kletsen wanneer ze het met elkaar eens zijn en daarom zijn vrouwen geschikter om de wereld te regeren dan mannen. Anders uitgedrukt: bij vrouwen is het de eensgezindheid die vitaliserend werkt, bij mannen is het juist de onenigheid.
Behalve misschien de benen en de billen, heeft geen enkel vrouwelijk lichaamsdeel zoveel macht over de mannelijke gemoedstoestand als de borsten, vooral wanneer de vrouw de borsten met trots draagt, wanneer haar hele lichaam als het ware een dienblad is waarop de mooie borsten worden binnengedragen als allemachtig lekker fruit voor de koning. "Hier koning, het heerlijkste fruit van het land, eet maar, drink maar." En de koning tast toe. Het ene stuk fruit heeft hij nog niet achter de kiezen of hij propt alweer een nieuw stuk fruit naar binnen, net zolang tot zijn gulzige koninklijke mond zo vol zit dat er niks meer bij kan, zelfs geen partje van een mandarijn. Werkelijk, de sappen stromen langs zijn kin en hals naar beneden, zo in zijn koninklijke hemd, en hij wordt plakkerig van onder tot boven. Maar wat een goddelijk fruit! Wat een goddelijke plakkerigheid!
Jawel, zo wordt de koning verwend. O, waren wij maar de koning.
Maar voor ons staan de zaken er anders voor. Wij mogen alleen kijken. Wat een machtig mooi gevoel is het toch voor een vrouw om met een volle fruitschaal tussen de dorstige en hongerige mannen door te lopen en alleen de koning mag ervan nemen.
*
Een
tijdje geleden vond ik een stapel krantencolumns terug die ik
eenentwintig jaar geleden, in het jaar 1999, schreef. Ze gingen over een
café
waar ik toen wel eens kwam en over enkele mensen die daar ook wel eens
kwamen. Ik was de columns vergeten. Omdat ze zoete en bittere
herinneringen bij me oproepen, wil ik ze graag opnieuw publiceren hier
op Eeuwige Bouillon.
Dit is de zesde column. Als m'n nieuwe pc er is - de oude is ontploft - ga ik weer verder met de achtdelige serie Zeven dagen in Normandië.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten