dinsdag 25 januari 2022

Ik kreeg een vacht

Achter de Dam

1.
Amsterdam, 1977
Op een dag stapte ik uit op de Dam.
Uit de tram, bedoel ik.
Ik stapte op de Dam uit de tram en ik ging kijken wat er achter de Dam was.
Op dat moment begon er iets nieuws.
In het midden van de tekening hiernaast zie je het pluisje der onmogelijkheid.
Zie je het?

2.
Amsterdam, 1980

Ik stak de Stadhouders-kade over. Ik had te veel gedronken.

De Stadhouderskade was oranje verlicht door natriumlampen (ook wel SOX-lampen genoemd).
Er werd 's nachts zeer hard gereden.
Ik nam waar hoe een auto met grote snelheid op me af kwam (net een uit de ruimte op mij toesnellende verschrikkelijke oude meteoriet).

Ik stopte met ademen, met bewegen en met denken. Er was niet eens een begin van vluchten.

Ik was een stilstaand hert in het schijnsel van de koplampen.

Ik kreeg een vacht.

In een geurige wolk van verschroeid rubber kwam de auto tot stilstand op nog geen tien centimeter afstand van mij.

Met een paar grote sprongen was ik verdwenen.

Amsterdam, 3 hoog achter
3.
Amsterdam, 1983
Ik moest een immens huis schilderen. Het bevond zich op een derde etage midden in de stad. Het was onbewoond. De plafonds waren zo hoog!
Ik ontdekte dat er in mijn stad een wereld was van verscholen stadspaleizen met tal van vertrekken en weidse uitzichten naar alle kanten en met vele balkons. Sommige vertrekken waren als balzalen.
Elke vrijdagochtend lag er een envelop met duizend gulden¹ klaar.

¹ De gulden was toen de Nederlandse munt

Geen opmerkingen:

Een reactie posten