1.
Goden mochten niet afgebeeld en benoemd worden. Vrouwen mochten niet gezien worden. Uit welke geestesgesteldheid kwamen zulke voorschrif-ten eigenlijk voort?
2.
Heeft alle "rituele" afstand tenslotte een hygiënische oorsprong? Zijn bijvoorbeeld eerbied, vijandschap, hoffelijkheid ontstaan bij gebrek aan hygiënische middelen, aan zeep?
3.
Hij heeft iets heel moois gemaakt.
Het is zo mooi dat het pijn doet aan je ogen.
Omdat het zo mooi is, is het ook waar en goed, dat snap je zeker wel.
Nu wil je het natuurlijk zien. Maar dat kan niet. Niet omdat hij het niet wil, maar omdat het zien ervan de schoonheid ervan vermindert.
Je mag het ook niet aanraken of benoemen. Maar je mag het wel aanbidden. En je mag het offers brengen. Sterker nog: je moet het offers brengen.
Wil je het rekeningnummer?
4.
De tijd als onafgebroken, langdurige stroom, als eenheid waarin zoiets langzaam groeiends als een religie of een godenwereld kan ontstaan – die bestaat niet meer. De tijd is nu zeer versplinterd. Ook is er niet genoeg vergetelheid, isolement en schaduw meer. Alleen wat snel kan groeien in het volle licht heeft nog een kans. Wat langzaam groeit in de schaduw verscherft en versterft.
5.
Het is waarschijnlijk dat roem in de toekomst onafhankelijk wordt van prestaties en erfelijk wordt, zoals adel of het koningschap. Voor een deel is dat al zo.
6.
Door de sociale media word je losgemaakt van je familie, zelfs uiterlijk (visagie; plastische chirurgie). Je wordt opgenomen in de globale netwerken van het kapitalisme. Dáár ligt je nieuwe solidariteit. Dáár voel je je geborgen. Kapitalisme is liefde.
7.
"En aan het einde van de wijzende vinger ontstond de taal, als een druppel medicijn aan de punt van een injectienaald."
(J. in café De Engelse Reet)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten