Het is leuk om thuis te zijn.
Thuis is van alles te doen, bijvoorbeeld naar de super-markt gaan of naar een eiland verderop.
Of langs de oude kades van het Oostelijk Havengebied lopen.
Of de pont nemen naar de overkant van het IJ, waar J. woont (en er woont ook iemand die Olivier heet).
Maar voordat we weer terug op onze eilanden zijn, moeten we nog 900 kilometer reizen.
Eerst 400 kilometer oostwaarts naar een aire¹ nabij Parijs (vandaar reist Z. door naar het Zuiden).
Daarna nog 500 kilometer noordwaarts via Antwerpen naar Amsterdam.
De dag van vertrek is een mooie dag. De zon schijnt, de lucht is helder en er waait een schone, heldere wind.
Na drie uur reizen komen we vanzelf op de Boulevard Périphérique rondom Parijs. Als we uit een tunnel komen die Le Tunnel de St. Cloud heet – De Tunnel van de Heilige Wolk – zien we opeens de Eiffeltoren uit 1889 (we zien 1889).
De auto zingt Sous le ciel de Paris van Juliette Gréco terwijl we over de golvende Périphérique varen. Ja, varen. Er is een meezingen en vlindertjes fladderen door de auto.
Wat zijn er veel kerken en kathedralen in Frankrijk!
In de kathedraal van Rouen (die geen bloem is) stonk het. We moesten alle vier onze neuzen dichtknijpen. Was dat soms de geur van de oude god? Wachtend op J. en haar familie aten we bij MacDonald's. We aten frietjes en kip. Het was erg vies omdat een verwachting van smaak – frietjes, kip – niet werd ingelost (mogelijk is het kartonnen frietzakje van MacDonald's smaakvoller dan de friet).
¹ Frans voor Raststätte.
Uit de serie Zeven dagen in Normandië
Geen opmerkingen:
Een reactie posten