Op de middelbare school was ik bevriend met de
harde werker uit onze klas. Hij zat helemaal
vooraan. Hij was altijd goed gekleed. Hij had schone en geknipte haren. Hij droeg gepoetste
schoenen. Hij was een aardige jongen. Ik mocht hem graag.
Helemaal achter in de klas zat een lui, verwaarloosd varken dat zich uur na uur verveelde, behalve als hij piano mocht spelen in het muzieklokaal. Hij was de beste van de klas.
In de pauzes liepen we vaak met ons drieën door het park bij de school. Later kwam er ook een meisje bij. Wat er van mijn twee vrienden en mijn vriendin is geworden weet ik niet. Naar verluid werd het luie varken organist in een afgelegen, vervallen kerkje in Noord-Oost Groningen, en werd Gepoetste Schoenen advocaat.
Helemaal achter in de klas zat een lui, verwaarloosd varken dat zich uur na uur verveelde, behalve als hij piano mocht spelen in het muzieklokaal. Hij was de beste van de klas.
In de pauzes liepen we vaak met ons drieën door het park bij de school. Later kwam er ook een meisje bij. Wat er van mijn twee vrienden en mijn vriendin is geworden weet ik niet. Naar verluid werd het luie varken organist in een afgelegen, vervallen kerkje in Noord-Oost Groningen, en werd Gepoetste Schoenen advocaat.
en het meisje?
BeantwoordenVerwijderenWel, we waren alledrie verliefd op haar. Daarom hebben we geen van drieen iets gezegd (zie gedicht van Garcia Lorca).
BeantwoordenVerwijderenAls drie honden niet vechten om een been, gaat een vierde ermee heen.