woensdag 9 februari 2022

Dat is je bloed

1.
Zijn jeugd was als een enorm stuk land van het vasteland van zijn leven afgebroken. Het was steeds verder afgedreven. Het was langzaam uit zicht geraakt. 

2.
Het biologielokaal was in het gedeelte van de school waar ook de natuur- en scheikundelokalen waren. Het rook er naar zwavel en formaldehyde. Het lokaal was een griezelkabinet van opgezette dieren, embryo's in glazen potten en skeletten.
Zo'n skelet zat ook binnen in hem. Zonder zo'n skelet in zijn binnenste was hij niets anders dan een berg vlees.
Een homp vlees, zei E.
Homp. 

3.
De stadsrechten van Z. waren al bijna acht eeuwen oud (ze waren uit het jaar 1190). Vreemd genoeg was hij trots op die stadsrechten en die eeuwen, alsof het zijn rechten waren, zijn eeuwen. Ook hij was al bijna acht eeuwen oud.

4.
Zijn vaders moeder bezat een wonderlijke lichamelijke doorzichtigheid.
Een vlekkerigheid, een overgevoeligheid voor de zon, voor het licht, voor het leven.
Dun, ijl, blauwdooraderd, bleek, stil, geloken.
Liggend, slapend, tenhemelgaand.
Was zij een engel?

5.
In het pikkedonker drukte hij een felle zaklamp tegen z'n handpalm om te kijken of hij op die manier z'n skelet kon zien (handbotjes). Dat was niet het geval. Wel zag hij veel rood.
"Dat is je bloed," zei E.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten