Schlemiel woonde al zijn hele leven in het stadje Chelm en hij droomde ervan de wereld te zien "met al zijn wonderen". Hij had verhalen gehoord over woestijnen, oceanen en bergen en bovenal wilde hij een keer naar Warschau. Maar hij mocht niet weg, hij moest op zijn kinderen passen terwijl zijn vrouw groenten verkocht op de markt.
Op een dag ging hij toch. Al gauw bereikte hij de rand van Chelm. Na een paar uur lopen werd hij moe en ging in het gras liggen aan de kant van de weg. Hij dacht: "Als ik wakker word, weet ik misschien niet meer welke richting Warschau is en welke Chelm." Voor de zekerheid zette hij daarom zijn laarzen met de neuzen in de richting van Warschau.
Niet ver van waar Schlemiel sliep woonde een smid. Hij had gezien hoe zorgvuldig Schlemiel zijn laarzen neerzette, en toen Schlemiel diep in slaap was draaide de smid, die een grapjas was, de laarzen om.
Een paar uur later werd Schlemiel uitgerust wakker. Hij zette zijn reis voort in de richting van Warschau en kwam terug in Chelm. Alles kwam hem vreemd bekend voor. "Wat lijkt het hier toch op Chelm," dacht hij. Hij zag een huis dat sprekend leek op het huis waar hij woonde. Hij klopte op de deur en daar deed hem een vrouw open die sprekend leek op de vrouw met wie hij getrouwd was! Hij zag kinderen die sprekend leken op zijn eigen kinderen.
Mevrouw Schlemiel begon meteen op hem te schelden omdat hij zijn kinderen in de steek had gelaten. Schlemiel zei: "Het zijn mijn kinderen niet en jij bent mijn vrouw niet." Zijn vrouw zei: "Schlemiel, je hebt je verstand verloren." Het hele dorp bemoeide zich ermee en ten einde raad besloot men de oudsten in te schakelen. Schlemiel vertelde de oudsten wat er gebeurd was. "Is het niet mogelijk dat je bent omgedraaid en terug-gegaan naar Chelm?" wilde een van hen weten. En Schlemiel antwoordde: "Waarom zou ik dan omdraaien? Ik ben toch geen windmolen?"
"In dat geval ben jij niet de man van deze mevrouw Schlemiel."
"Nee, dat ben ik niet."
Er werd besloten dat Schlemiel niet bij mevrouw Schlemiel mocht wonen tot alles was opgehelderd. Maar nu zetten mevrouw Schlemiel en de kinderen het op een jammeren. Wie moest er op de kinderen passen als zij naar de markt ging? Opnieuw beraadslaagden de oudsten. Nu de gemeente Chelm toch iemand moest huren om op mevrouw Schlemiels kinderen te passen, waarom zouden ze daar Schlemiel niet voor nemen? Hij was weliswaar niet de man van mevrouw Schlemiel of de vader van de kinderen, maar hij leek zoveel op de echte Schlemiel dat de kinderen zich zeker op hun gemak zouden voelen bij hem. Allen vonden het een goed idee, Schlemiel ook. Er werd besloten dat Schlemiel met het baantje vijf stuivers per dag zou verdienen en dat hij het net zolang kon houden tot de echte Schlemiel weer thuis kwam. Want die was volgens de oudsten naar Warschau vertrokken om de wereld te zien.
Op den duur hernam het leven zijn gewone gang en mevrouw Schlemiel en Schlemiel gaven toe dat ze erg in hun schik waren met de huidige toestand. Mevrouw Schlemiel miste haar man niet en Schlemiel miste zijn vrouw niet. Soms wist Schlemiel niet meer goed wat hij er van denken moest. Dan raakte hij in de war en begon te neuriën:
Wie weggaat van Chelm
komt terug in Chelm.
Zij die blijven in Chelm
zijn zeker in Chelm.
Alle wegen leiden naar Chelm.
De hele wereld is één groot Chelm.
Isaac
Bashevis Singer / When Schlemiel went to Warsaw / Farrar, Strauss,
Giroux 1969
Hans Vaihinger / Die Philosophie des Alsob / Verlag von
Felix Meiner 1911
Peter Bekkers / Omdat is dood, leve alsof / De
Volkskrant 14 juni 1991
Geen opmerkingen:
Een reactie posten