dinsdag 9 september 2014

Een schoon huis is een teken van een verknoeid leven

Thomas Twyford (1849-1921), de uitvinder van de 
porseleinen toiletpot en stortbak
1. (Over boodschappen doen)
De dagelijkse boodschappen doe ik. Als ik ontdek dat we geen brood of suiker meer hebben, ga ik naar de winkel om het te kopen. Ik ga nooit naar de markt of naar kleine winkeltjes. Ik ga regelrecht naar Albert Heijn.
Als er boodschappen gedaan moeten worden voor de hele week, doet mijn geliefde M. het. Dat is zo gegroeid. Zij kan het veel beter en sneller dan ik en goedkoper.
Zij zegt dat ik net als zij naar C1000 moet gaan in plaats van naar Albert Heijn, maar ik ga toch steeds weer naar Albert Heijn. Die is duurder, maar hij is dichterbij en ik weet er de weg. Ik weet precies waar alles ligt. Als ik in bed of op de bank lig en ik denk aan Albert Heijn
wat soms voorkomt − dan zie ik het voor me. De zongedroogde tomaten hier, de rozijnen daar.
Doordat ik in Albert Heijn zo dichtbij al het voedsel ben word ik er rustig, een beetje nadenkend.
Vandaag was ik er weer en ik dacht: "Waarom leven wij eigenlijk, wat heeft het voor zin?" De laatste keer dat ik zoiets dacht was in de puberteit.
Ik kocht twee forellen, een fles Chablis, een paar citroenen en olijfolie om de forellen mee in te smeren − en dat was het antwoord op de vraag. Daar was ik in de puberteit nooit opgekomen.
Wat een geluk dat zo'n belangrijke levensvraag uitgerekend achter de winkelwagen in Albert Heijn aan de orde komt!
De winkelwagen werd in 1937 uitgevonden in Oklahoma waar ook de parkeermeter werd uitgevonden (hierover later meer). In het begin gebruikte niemand de winkelwagens. De uitvinder huurde mannelijke en vrouwelijke modellen in om met zijn wagentjes door de winkel te lopen
− en zie, toen begon iedereen het te doen.

2. (Over stofzuigen)
Stofzuigen doe ik niet. Ik kan niet tegen het geluid en het ligt gevoelig. Een man die stofzuigt lijkt een man zonder kracht. Zo'n man kun je wel vergelijken met een huisdier. Om warm te blijven moet hij bij de centrale verwarming gaan zitten.
Mijn geliefde M. stofzuigt ook niet.
Omdat wij allebei niet stofzuigen hebben wij een tijd een hulp in de huishouding gehad. De hulp was een vrouw van een jaar of zestig. Maar wij konden het niet aanzien dat die oude vrouw het nederige werk deed dat wij zelf niet wilden doen, en dus namen we haar het werk uit handen, ook het stofzuigen.
Is dat niet wonderlijk? Stofzuigen is blijkbaar minder erg wanneer je het doet uit goedheid. Wat doet iemand zichzelf allemaal aan uit goedheid?
Sinds die vrouw weg is, hoeven we niet meer uit goedheid te stofzuigen en ligt het stofzuigen stil. Onze stofzuiger zwijgt al een tijdje. Hij is oranje, hij heeft werkelijk een heel mooie vorm en hij is lichtgewicht. Hij weegt ongeveer net zo weinig als het stof dat hij in zich geeft.
De eerste stofzuiger met een motor woog vijftig kilo! Hij werkte op benzine. Hij werd met paard en wagen voorgereden.Vanaf de straat gingen lange slangen het huis in en dan werd er met man en macht gestofzuigd. Deze stofzuiger kwam in 1901 op de markte, een jaar na de Traumdeutung van Sigmund Freud (over stofzuigen en droomduiden later meer).
Nederig werk is eervol werk, zegt de deemoedige christelijke moraal. Toch is het in Europa nooit zo vies geweest als in de Middeleeuwen, toen het christendom aan de macht was.
De propere Romeinen hadden toiletten met stromend water om de uitwerpselen af te voeren, maar in de christelijke Middeleeuwen deed iedereen zijn behoefte waar het maar uitkwam, in de bosjes, op de gang. Vaak lieten ze een ander er ook aan ruiken. De aartsbisschop van Benevento schreef daarom in 1558: "Het past niet om iemand iets stinkends aan te bieden en hem te dwingen eraan te ruiken, zoals sommigen zo nu en dan plegen te doen, doordat ze dit hevig stinkende voorwerp onder andermans neus houden en zeggen: ik vind het lekker om te ruiken hoe erg dit stinkt; terwijl men beter kan zeggen: omdat dit zo stinkt, moet je er niet aan ruiken."

3. (Over het schoonmaken van de wc)
Ik maak de wc schoon zonder een spoor van ontzetting of walging.
Na de ondergang van het Romeinse Rijk begon er, zoals ik al even aanstipte, een tijdperk van onvoorstelbare christelijke smerigheid. Mensen poepten gewoon op straat of waar het ze maar uitkwam, waar de hoge nood zich maar aandiende.
Een hele etiquette hoorde hierbij. Erasmus schreef in 1530: "Het is onbehoorlijk iemand te groeten die bezig is zich te ontlasten."
In een Duits manierenboek uit 1731 is te lezen: "Komt men een persoon voorbij die bezig is zich te ontlasten, dan gedrage men zich alsof men dat niet opmerkt, en het is dan ook in strijd met de hoffelijkheid om deze persoon te begroeten."  
Londen en Parijs waren zo smerig. "De stank van drek is verschrikkelijk!"schreef de hertogin van Orleans na een bezoekje aan Parijs in 1718.
Je moest je reinigen met de vinger van je linkerhand, ook dat was etiquette, zodat de rechterhand schoon bleef voor de begroeting.
Daarnaast gebruikte men om de billen af te vegen: hooi, gras, mos, platte stenen, schelpen, houtspaanders, dennenappels, textiel. En als je de schrijver Rabelais moet geloven: handschoenen, venkel, dille, marjolein, gordijnen, kussens, poetskatoen, wol, kippen, hanen, pantoffels en papier.
Maar papier vond hij geen goed idee, schreef hij, want
al wie zijn gat afveegt met papier
vindt aan zijn ballen 't souvenir.
Volgens Rabelais was er geen betere billenveger  dan een lekkere, donzige, jonge gans. 
"Erewoord!"
Aan al deze onvoorstelbare smerigheid kwam tenslotte een einde met de invoering van de toiletpot met stenen of ijzeren buis die naar een beerput leidde. 
Maar daarmee was het stankprobleem nog niet opgelost. Dat probleem werd pas opgelost door de zwanenhals, een buisstuk in de vorm van een liggende S, waar het water in blijft staan zodat er geen dampen omhoog komen uit het riool
.
En toen bedachten ze ook nog de stortbak en de toiletpot en stortbak van porselein.
Lang leve!

4. (Over de was doen
Over de was doen hebben mijn geliefde M. en ik geen afspraken gemaakt. Het gaat zoals bij het baanwielrennen, bij een surplace. De een wacht tot de ander iets gaat doen. Meestal begint zij.
Bij de was doen hoort soms ook waspoeder kopen. Er is poeder voor gekleurde was en poeder voor witte was, maar zo duidelijk staat het nooit op de verpakking. Op de verpakking staat: totaal wasmiddel. Dat lijkt voor alles goed, voor de totale was. En toch is het alleen goed voor de witte was. Waarom staat er dan totaal op?
Op dit punt begint bij mij een soort jammeren, ik kan het niet anders noemen. Hoeveel poeder moet er in de maatbeker? Hoe vol mag de trommel? De linkerknop moet op zestig, de rechterknop op drie, dat weet ik.
De wasmachine zucht en steunt en schudt en soms gaat hij een eindje uit wandelen. De andere machines in ons huis zijn allemaal doelgericht, maar de wasmachine heeft iets verstrooids, iets peinzends. Soms slaat hij af. Dan lijkt het of hij klaar is, maar in werkelijkheid denkt hij na. Wat zal hij nu eens gaan doen? 
Spoelen.
Op een stoel voor het raampje zit onze dochter M., de handen in elkaar gevouwen. Ze kijkt naar het ronddraaien van de was, net professor Pnin. Als de machine klaar is helpt ze mij met het eruit halen van de was en het ophangen. Het zou beter zijn als ze niet hielp, ze is nog geen twee. Maar als ze haar zin niet krijgt wordt ze kwaad, dus geef ik haar haar zin.
¹ 
Het ergst van de was doen is strijken. Omdat het zo langzaam gaat en omdat het nooit goed gaat. Vooral de mouwen van overhemden zijn moeilijk. Dan strijk ik eerst de ene kant van de mouw, netjes en precies, maar dan blijkt bij omdraaiing dat ik in de andere kant van de mouw een vouw heb gestreken. Dan draai ik de mouw om, om de ongewenste vouw eruit te strijken, en dan zit er weer een vouw aan de andere kant!
De wasmachine is een goede uitvinding, vind ik. De eerste wasmachine met een electromotor kwam op de markt in 1908 onder de indrukwekkende naam: De Thor
"Spaart vrouwenlevens," had de uitvinder erbij bedacht als reclametekst.

5. (Over koken en afwassen)
"Een schoon huis is een teken van een verknoeid leven."
Een tijd geleden woonde ik naast een oude man die uitsluitend rauwe selderijknol en rauwe knoflook at. Koken vond hij verspilling van tijd. Tijdens het eten dronk hij jenever. In zijn fornuis woonde een muizenfamilie
. Zijn koelkast stond vol jenever. De koelkast is een uitvinding uit 1879.
Hij leefde alleen, zijn vrouw had hem verlaten, hoewel hij een begerenswaardige man was. Hij sprak zeven talen vloeiend, waaronder het lastige Spaans. Hij kon mooi formuleren, met veel grappige citaten ertussendoor, en hij kon geweldig veel drinken en roken.
"Een schoon huis is een teken van een verknoeid leven," zei hij altijd. En het is waar, ere wie ere toekomt, nooit eerder en nooit later heb ik zo'n chaos gezien in een huis. Soms ging ik bij hem op bezoek, om naar zijn muziek van Bruckner te luisteren. Hij was aardig, ik kon zijn uitnodiging niet weigeren. Ik probeerde niet door mijn neus te ademen als ik bij hem was. Chaos is aantrekkelijker dan orde, troep is aantrekkelijker dan netheid, maar stank is voor niemand leuk.
Het is niet eenvoudig om een hele symfonie van Bruckner lang niet door je neus te ademen. Mensen willen nu eenmaal graag door hun neus ademen, om alles te ruiken. En daarom vroeg ik hem om de muziek zo hard mogelijk te zetten, want hoe luider de muziek, hoe minder je ruikt als je door je neus ademt. Zo werkt het bij mij tenminste.
Een hels kabaal steeg op uit de chaos en de stank.
Ik bood hem wel eens aan het huis op te ruimen, maar daar wilde hij niets van weten. Daar kon geen sprake van zijn! Ook bood ik wel eens aan kopjes en glazen af te wassen en zijn kleren naar de wasserette te brengen, maar ook daar kon geen sprake van zijn! Hij had een hekel aan zeep en aan water.
Hij zei: "Een man hoort niet schoon te zijn."
En: "Vuil is mannelijk, glans is vrouwelijk."

¹ Deze vijf korte beschouwingen over het huishouden schreef ik in maart 2003 voor de Volkskrant. Een paar dagen geleden vond ik ze terug! Ik was ze helemaal vergeten!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten