vrijdag 20 december 2019

Piëta met hond (30) / Wodka




PIËTA MET HOND


24


Wodka





Er kwam een man het verlichte terrein van het pompstation op wankelen. Af en toe viel hij bijna voorover of opzij, maar telkens wist hij net op tijd z'n evenwicht te hervinden. 
  'Kijk eens wie we daar hebben,' zei m'n nieuwe collega. Schijnbaar kwam die man wel vaker langs.
  Eerst moesten we lachen, maar toen zag ik wie het was. Het was de oude Wolf. Als er geen drank meer in huis was, dan ging hij nog wat proberen te kopen in het pompstation. De snelweg waar het pompstation aan lag liep praktisch door onze buurt.  
  Hij was zo dronken. 
  'Collega, stoppen met lachen.'
  Ik liep naar de oude Wolf toe. 
  Hij herkende me niet eens, zoveel had hij gedronken. Hij wilde wodka.
  'Wodka!' riep hij.
  Net iemand in de woestijn die riep:
  'Water!'
  Het pompstation verkocht geen wodka. Alleen bier, wijn, frisdranken en benzine. 
  Ik probeerde de oude Wolf overeind te houden. Hij leunde zwaar tegen me aan. Ik deed z'n haren goed met m'n hand.
  Toen zakte hij door z'n knieën en hij viel op de grond.
  'Collega, kom helpen.'
  Ik probeerde hem weer overeind te krijgen. Hij was zo zwaar. 
  Zo zwaar als een sloopkogel.
  'Meneer de Wolf!'
  Zo zwaar als een stad.
  'Meneer de Wolf, alstublieft!'
  Zo zwaar als een planeet.
  Hij lag op de grond, op het asfalt. Hij trok z'n benen op en viel in slaap. Hij lag erbij als een kind in de wieg. 
We pakten hem bij z'n oksels en voeten en droegen hem naar binnen. Hij boog door in het midden. Z'n gat schuurde over de grond.
  'Waar moeten we hem laten?' vroeg m'n collega.
  Het pompstation was maar een klein hokje. Er zat niets anders op dan de oude Wolf achter de toonbank neer te leggen.
  'Is hij dood?' vroeg m'n collega.
  'Nee hoor, hij ademt. Meneer de Wolf, u doet toch niet net alsof?'
  'Ik ga dood,' zei hij met dubbele tong. Dat zei hij altijd, dus dat was geruststellend.
  'We moeten hem op een stoel zetten, collega,' zei ik. 'Het is niet goed om te liggen als je zo dronken bent, dan kun je stikken in je emesis*. We moeten ook z'n colbert uittrekken en z'n stropdas losmaken.'
  Terwijl we daarmee bezig waren kwam er een klant binnen met een bivakmuts op. 
  Ik glimlachte naar hem. Dat was m'n sterke kant.
  'Handen omhoog!' zei hij. 
  Ik herkende die stem. Het was de stem van de overdreven gespierde, van de overdreven getatoeëerde, wiens portemonnee Bram en ik hadden gevonden.
  'Handen omhoog!'
  Ik deed ze omhoog, alletwee.
  'En nou met één hand de kassa openmaken.'
  'Ik zou niet weten hoe dat moet,' zei ik, 'ik werk hier vandaag voor het eerst, ik werk hier nog geen uur.'
  Hij drukte de loop van z'n revolver tegen m'n voorhoofd. Ik werd er niet koud of warm van, eerlijk gezegd. Ik had een beetje met hem te doen.
  'Openmaken of ik schiet je kop eraf.'
  'Collega,' zei ik met m'n ene hand omhoog, 'deze meneer hier wil graag dat ik de kassa openmaak. Ik denk dat hij het geld wil hebben dat erin zit.'
  'Dat heb je goed geraden, Eikelenstein,' zei de overvaller.
  'Collega,' vroeg ik, 'waar zit de knop voor het openmaken van de kassa?'
  'Er is geen knop,' zei hij.
  'Ga nou niet de held uithangen,' zei ik, 'het is maar geld. Natuurlijk is er een knop. Elke kassa heeft zo'n knop.'
  'Deze niet,' zei hij. 
  'Maar meneer wil z'n geld, knop of geen knop.'
  Ik glimlachte naar de overvallen. Hij knipoogde terug. Herkende hij me? Of mocht hij me gewoon wel op het eerste gezicht?
  De oude Wolf kreunde. Hij ging niet goed met hem. Hij liep paars aan. We moesten de ambulance bellen.
  'Een ogenblikje,' zei ik tegen de overvaller. 
  En tegen de oude Wolf: 
  'Hou vol. Eerst even deze meneer helpen, dan bellen we de ambulance.'
  M'n heldhaftige collega probeerde op de alarmknop onder de toonbank te drukken. De overvaller schoot hem neer. Hij bloedde hevig. Het bloed liep keurig door de voegen tussen de vierkante vloertegels, waardoor er langzaam een ruitpatroon van kaarsrechte rode lijnen ontstond. M'n collega werd geometrisch.
  Ik sloeg keihard met m'n vuist op de kassa en hij sprong open. Ik gaf de overvaller al het papiergeld. Het was niet zo veel als er in z'n portemonnee had gezeten toen Bram en ik die vonden. Maar nu had hij weer wat geld en zo zie je maar hoe het kwade het goede kan baren. 
  De munten gaf ik hem niet. Ik dacht dat het niet handig was voor een overvaller, al die rammelende munten.
  'De munten ook!' zei hij.
  Ik gaf ze hem, handen vol, maar hij gaf ze terug, zeggende: 
  'Die zijn voor jou.'
  En weg stoof hij, de warme, donkere avond in.
  Er kwamen twee ambulances, een voor de oude Wolf en een voor m'n collega. 
  Ik haalde met water en een zwabber al het bloed weg en werkte tot de volgende ochtend. Er kwamen nog een paar overvallers, maar ik zei dat ze te laat waren. 
  'Pech,' zeiden ze.
  Precies om vijf uur in de ochtend werd ik door de baas van het pompstation op staande voet ontslagen, vanwege het kasverschil. 
  'Daar kan ik toch niks aan doen?' zei ik.
  'Dat maakt geen donder uit,' zei hij.
  Zo ging het er dus aan toe op de arbeidsmarkt. Als dank gaf ik hem een soejang op z'n kaak**. Hij tolde door de zaak. In z'n val nam hij van alles mee wat op de schappen stond blikken olie, pakjes chocomel, zakken chips, belegde broodjes, marsen, flessen wijn, bossen bloemen, en noem maar op. Tenslotte viel hij languit op de grond, op z'n rug, z'n armen en benen wijd. Het was m'n eerste knockout.
  Ik ging meteen door naar het ziekenhuis, naar de oude Wolf, om te kijken of hij het overleefd had allemaal.

* Emesis is de wetenschappelijke term voor braaksel; het is tevens de wetenschappelijke naam van een geslacht van vlinders uit de familie van de prachtvlinders (riodinidae).
** Vroeger ook wel, heel mooi, kakement genoemd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten