donderdag 5 december 2019

Piëta met hond (23) / Piëta met hond (vervolg)




PIËTA MET HOND


17


Piëta met hond (vervolg)




We hadden twee halve kippen van de grill besteld, twee Waldorfsalades en twee porties friet met mayonaise. En voor Dadias d'Arbrisseau een hele kip. Hij was tenslotte een jachthond, een Petit Basset Griffon Vendéen. Z'n vader heette Cacao des River de la Garonne, z'n moeder Vedette des Barbus d'entre Lac. Zo'n heer van stand lust wel een hele kip.
  Ik had 'm voorzichtig op de grond gelegd. Ik liet de kip naast 'm op de grond zetten, maar hij bleef liggen zonder zich te bewegen. Ik hield de kip voor z'n neus, om hem de smaak te pakken te laten krijgen. Ik deed op handen en voeten voor wat hij moest doen 'háp háp!' maar hij deed me niet na. Hij keek me alleen maar droevig aan.
  We betaalden met geld uit onze nieuwe portemonnee. En we hadden nog niet betaald, of m'n geweten begon te knagen. Want je weet toch wel wat de trotse kozakken deden met een kozak die geld gestolen had? Ze bonden hem aan een schandpaal en legden er een knots naast. En iedere voorbijganger was verplicht hem een slag met die knots te geven, tot hij was doodgeknuppeld.
 En daardoor zag ik, in de reverse mode van het geweten, het volgende voor m'n geestesoog: de ober kwam achterwaarts naar ons tafeltje en gaf ons geld. We schepten de kip, de salade en de frieten met een vork uit onze monden op de borden en liepen achterwaarts het restaurant uit. In de Sarphatistraat legde Bram een portemonnee zo dik als een rollade op straat. En even later sprong die portemonnee precies in de broekzak van een overdreven gespierde en getatoeëerde man.
  In de reverse mode van het geweten werd alle pech geluk en alle diefstal gift.
 En uit dit alles blijkt maar weer dat het geweten in geen velden of wegen te bekennen is wanneer je honger hebt, maar als een duveltje uit een doosje tevoorschijn springt zodra je maag gevuld is.
  Meer heb ik over dit zeer belangrijke onderwerp nu niet te zeggen. Later kom ik er misschien nog op terug.
  Het kon geen toeval zijn dat juist op het moment dat ik zo'n last van m'n geweten had dat er juist op dat moment, en op geen ander moment, iemand binnen kwam die jullie misschien vergeten zijn, maar ik niet, omdat ik 'm nog een paar drankjes schuldig was, namelijk professor Brill.
  'Hé, professor,' zei ik. 'Kom erbij, wat wilt u drinken?'
  Hij leek op professor Nietzsche als een druppel water op een andere druppel water.
  Hij was een stuk rustiger geworden sinds Kees en ik 'm zagen in de supermarkt. Maar hij was ook hoe zal ik het zeggen een stuk vreemder geworden.
  En als je over de duvel spreekt, dan trap je op z'n staart, want daar had je Kees met twee verliefde vrouwen aan z'n arm. Ik kwam 'm werkelijk overal tegen.
  'Kees!' riep ik. Ik was blij om 'm te zien. 
  'Ik word vader,' fluisterde ik in z'n oor. Daar had ik niet lang en diep over nagedacht, zoals ik van plan was*, ik had het besloten, precies zoals de wiskundige.
  'Heb je weer kip van de grill zitten eten?' vroeg Kees.
  'Jawel,' zei ik, 'dat heb ik. Wil je ook een stuk? Er is nog.'
  'Met Waldorfsalade?' vroeg Kees.
  'Inderdaad.'
  'Maar dat is met walnoten, daar ben je allergisch voor.'
  Zo zorgzaam was hij nou.
  Hij had gelijk. Ik was er allergisch voor. Omdat ik Waldorfsalade zo verrukkelijk vond, vergat ik het steeds. Door de walnoten ging m'n bloeddruk omlaag. Ik kon een shock krijgen en dood gaan.
  'Bel een dokter,' zei Bram, 'hij moet snel epinefrine hebben.'
  Hij had dat woord onthouden.
  'Vlug,' zei professor Brill.
  Kees belde een dokter met z'n mobiele telefoon (een nieuwigheid uit Amerika). 
  Er waren nog vele wachtenden voor hem.
  'Wat zit je haar gek,' zei hij, al wachtend. 'En wat is er met je oor gebeurd?'

* Zie hoofdstuk 15

Geen opmerkingen:

Een reactie posten