woensdag 23 juli 2014

Over artsen

M. stuurde me vanuit Napels het volgende bericht over een arts van Lodewijk de Veertiende (1638-1715): "Zijn specialisme was om van een onschuldige kwaal een dodelijke ziekte te maken."
Dit deed me denken aan een opmerking van Michel Eyquem de Montaigne (1533-1592) over de artsen uit zijn tijd. Hij schreef: "De een zegt dit, de ander het tegenovergestelde, en ze beschuldigen elkaar allemaal van moord."
Ik ben benieuwd wat ze over een paar eeuwen zullen zeggen over de artsen uit onze tijd. Maar ik ga dat niet afwachten, ik ben nu alvast op mijn hoede.

zondag 20 juli 2014

Get the fuck out of here

Op aanraden van A., de vriendin van P. (wiens fucking huis ik aan het opknappen ben), keek ik vanavond naar The Wolf of fucking Wallstreet, een fucking schitterende film van mijn favoriete regisseur Martin fucking Scorsese, met in de hoofdrol fucking Leonardo Di Caprio.
Fuck, wat een sterke film zeg, veel beter nog dan Wall fucking Street met Michael fucking Douglas in de rol van fucking Gordon Gekko.
The fucking Wolf of
Wall Street is gebaseerd op de biografie van Jordan fucking Belfort, een fucking handelaar in fucking penny stocks.
Fuck man, ik zat de volle honderdzeventig minuten aan de fucking buis gekluisterd. Op het fucking puntje van m'n fucking stoel man!
En weet je wat ik dacht, terwijl ik naar die fucking film zat te kijken? Ik dacht: fuck, in mij zit ook een goeie verkoper verborgen! Ik hoef 'm alleen maar de fucking vrijheid te geven!
Overigens heb ik gehoord dat Leonardo DiCaprio geestelijke problemen heeft. Hij schijnt de fucking roem niet aan te kunnen. Het is 'm naar z'n fucking hoofd gestegen.
Fuck.

zaterdag 19 juli 2014

Ik ben bang dat ik blauw ben

Bolinus brandaris

1.
Er is zoveel gebeurd dat ik niet weet waar ik moet beginnen.
Gelukkig streef ik geen volledigheid na.
Netheid vind ik wel nastrevenswaardig.
Over de verschillen en de overeenkomsten tussen netheid en volledigheid een andere keer.
 

3.¹
De boontjes aan onze bonenplant worden steeds groter. Volgens P. zijn het bruine bonen.
Noch U., noch mevrouw S.
beiden classica weten wat bruin is in het Latijn.
U. zegt: "Bruin komt zelden voor in het Latijn, in tegenstelling tot blond en purper."
Purper werd door de Romeinen gewonnen uit de branchiaalklier van de brandhoorn (bolinus brandaris).


4.
Wat is het warm!

5.
R. ging een kind redden dat om hulp riep vanuit het riet aan de waterkant. Hij deed zijn schoenen en zijn kleren uit en rende het water in. Hij liep daarbij een diepe snee op in zijn voet, vermoedelijk door glasscherven. Het bloed gutste eruit. Er liep een spoor van bloed van de waterkant naar de dokter, waar R. naartoe was gesneld op zijn blote voeten.
Zijn dochter, L., had ondertussen gehoord dat er blauwalgen in het water zaten en dat je daar ziek van kon wordenen zij had er in gezwommen!
's Nachts om vier uur maakte ze R. wakker: "Ik ben bang dat ik blauw ben."

Dit bleek niet het geval.
Tegen een blauwalgenplaag moet je driehoeksmosselen inzetten.

6.
M. (41) heeft nieuwe kleren gekocht vandaag. 

¹ 2 is kwijt

woensdag 16 juli 2014

Hebben we alles?

"Hebben we alles? Mokers, koevoeten, kettingzagen?"
"Alles."
"Waar gaan we heen?"
"Naar een landhuis aan de Vecht. We gaan een keuken slopen."
"Hoeveel kuub puin is het, denk je?"
"Tien kuub, minstens."
"Hoeveel krijgen we ervoor?"
"Vijfhonderd de man voor twee dagen."

Met een eindeloze bocht draaiden we de snelweg op (binnenkort is de snelweg niet meer nodig, dan gaat alles via internet; als het zover is zullen we op de verlaten snelwegen staan zoals nu in lege kathedralen en ons verwonderen).

zondag 13 juli 2014

Over sperziebonen

Met trots meld ik dat we er in geslaagd zijn sperziebonen te kweken.
Later meer over dit miraculum domesticum (huiselijk wonder).

vrijdag 11 juli 2014

Ik ben toch geen windmolen?

Schlemiel woonde al zijn hele leven in het stadje Chelm en hij droomde ervan de wereld te zien "met al zijn wonderen". Hij had verhalen gehoord over woestijnen, oceanen en bergen en bovenal wilde hij een keer naar Warschau. Maar hij mocht niet weg, hij moest op zijn kinderen passen terwijl zijn vrouw groenten verkocht op de markt.
Op een dag ging hij toch. Al gauw bereikte hij de rand van Chelm. Na een paar uur lopen werd hij moe en ging in het gras liggen aan de kant van de weg. Hij dacht: "Als ik wakker word, weet ik misschien niet meer welke richting Warschau is en welke Chelm." Voor de zekerheid zette hij daarom zijn laarzen met de neuzen in de richting van Warschau.
Niet ver van waar Schlemiel sliep woonde een smid. Hij had gezien hoe zorgvuldig Schlemiel zijn laarzen neerzette, en toen Schlemiel diep in slaap was draaide de smid, die een grapjas was, de laarzen om.
Een paar uur later werd Schlemiel uitgerust wakker. Hij zette zijn reis voort in de richting van Warschau en kwam terug in Chelm. Alles kwam hem vreemd bekend voor. "Wat lijkt het hier toch op Chelm," dacht hij. Hij zag een huis dat sprekend leek op het huis waar hij woonde. Hij klopte op de deur en daar deed hem een vrouw open die sprekend leek op de vrouw met wie hij getrouwd was! Hij zag kinderen die sprekend leken op zijn eigen kinderen.
Mevrouw Schlemiel begon meteen op hem te schelden omdat hij zijn kinderen in de steek had gelaten. Schlemiel zei: "Het zijn mijn kinderen niet en jij bent mijn vrouw niet." Zijn vrouw zei: "Schlemiel, je hebt je verstand verloren." Het hele dorp bemoeide zich ermee en ten einde raad besloot men de oudsten in te schakelen. Schlemiel vertelde de oudsten wat er gebeurd was. "Is het niet mogelijk dat je bent omgedraaid en terug-gegaan naar Chelm?" wilde een van hen weten. En Schlemiel antwoordde: "Waarom zou ik dan omdraaien? Ik ben toch geen windmolen?"
"In dat geval ben jij niet de man van deze mevrouw Schlemiel."
"Nee, dat ben ik niet."
Er werd besloten dat Schlemiel niet bij mevrouw Schlemiel mocht wonen tot alles was opgehelderd. Maar nu zetten mevrouw Schlemiel en de kinderen het op een jammeren. Wie moest er op de kinderen passen als zij naar de markt ging? Opnieuw beraadslaagden de oudsten. Nu de gemeente Chelm toch iemand moest huren om op mevrouw Schlemiels kinderen te passen, waarom zouden ze daar Schlemiel niet voor nemen? Hij was weliswaar niet de man van mevrouw Schlemiel of de vader van de kinderen, maar hij leek zoveel op de echte Schlemiel dat de kinderen zich zeker op hun gemak zouden voelen bij hem. Allen vonden het een goed idee, Schlemiel ook. Er werd besloten dat Schlemiel met het baantje vijf stuivers per dag zou verdienen en dat hij het net zolang kon houden tot de echte Schlemiel weer thuis kwam. Want die was volgens de oudsten naar Warschau vertrokken om de wereld te zien.
Op den duur hernam het leven zijn gewone gang en mevrouw Schlemiel en Schlemiel gaven toe dat ze erg in hun schik waren met de huidige toestand. Mevrouw Schlemiel miste haar man niet en Schlemiel miste zijn vrouw niet. Soms wist Schlemiel niet meer goed wat hij er van denken moest. Dan raakte hij in de war en begon te neuriën:

Wie weggaat van Chelm
komt terug in Chelm.
Zij die blijven in Chelm
zijn zeker in Chelm.
Alle wegen leiden naar Chelm.
De hele wereld is één groot Chelm.


Isaac Bashevis Singer / When Schlemiel went to Warsaw / Farrar, Strauss, Giroux 1969 
Hans Vaihinger / Die Philosophie des Alsob / Verlag von Felix Meiner 1911 
Peter Bekkers / Omdat is dood, leve alsof / De Volkskrant 14 juni 1991

Alle ramen en deuren stonden open

Het was nacht en het was warm.
Het was noodweer boven de stad.
Het stortregende.
Alle ramen en deuren stonden open.
Onze administratie, die altijd lekker in het zonnetje op de vensterbank ligt (naast de poes), was doorweekt.
Alle papieren zaten aan elkaar vast gekleefd.
De rest van de nacht ben ik bezig geweest om de papieren van elkaar los te peuteren en aan de waslijn te drogen te hangen (met wasknijpers).
Uit de serie Administratie

maandag 7 juli 2014

Over M.


dinsdag 1 juli 2014

We zweetten als otters

De laatste jaren van de vorige eeuw had ik een aannemerij, samen met E. We verrichtten ook sloopwerkzaamheden: mooi werk dat we met volle overgave deden. Hout kraakte onder de slagen van de moker en het wrikken van de koevoet. Glas brak. Onder onze schoenen knarste het puin. We zweetten als otters, terwijl de Makita bouwradio van onder een dikke laag stof popliedjes ten gehore bracht.
Met een welgemikte mokerslag aan het einde van de dag stortte de hoofdconstructie in, onder donderend geraas en in een uitdijende pyroclastische stofwolk waarvoor we intuïtief op de vlucht sloegen. Uitgeput kwamen we 's avonds thuis, onder het stof, ruikend naar puin en met handen vol splinters. Splinters uit Afrikaans teakhout, uit Braziliaans paardenvleeshout, uit Aziatisch bangkirai. Ze brandden verschrikkelijk. Als je ze er niet uit haalde ging het 's nachts spoken in je hoofd (de wraak van het oerwoud).
E. was erg gesteld op goede manieren, hoewel hij het gouden tijdperk van de goede manieren eigenlijk nooit had meegemaakt. Uiterlijke verzorging vond hij belangrijk. Ik wist niet hoe hij het klaarspeelde, maar zijn nagels en handen leken wel gemanicuurd. Zelfs op een doordeweekse werkdag, als we de materie ervan langs gaven met de moker, zag hij eruit als een gepoederde aristocraat, de onstuimig bruisende krullen strak achterover gekamd, behalve achter de oren, waar ze de vrijheid kregen.

Ik was zeventien jaar

Ik was zeventien jaar toen ik voor het eerst met meneer werd aangesproken.
Het was alsof er een steen door de ruit van mijn jeugd werd gegooid.
Daarna heb ik op dit gebied geen moeilijkheden meer gekend.