zondag 30 mei 2021

Over imiteren

Mimetische octopus (foto Steve Childs)
De mimetische octopus kan wel vijftien dieren nabootsen: de koraalduivel, de zeeslang, de kwal, de zebratong en nog elf andere. Hij doet dit allemaal heel kunstig en hartstochtelijk.
Afhankelijk van de situatie waarin hij verzeild is geraakt beslist hij welk dier hij het beste kan nadoen. Je ziet gewoon dat hij plezier beleeft aan het imiteren, want hij doet het niet alleen als het nodig is, maar ook zomaar, om te lachen. Tenminste, dat vermoed ik.

zaterdag 29 mei 2021

Mijn vloeistoffen top-drie

1) Water
2) Inkt
3) Wodka

maandag 24 mei 2021

Ik weet het niet

"Wat is eigenlijk Pinksteren?" vroeg M.
"Ik weet het niet," zei ik, "een neerdaling of opstijging van iets of iemand? Een fladderen?"
"Ah, ik zie het al," zei M.
Ze had het opgezocht op Wikipedia.
"Het is het christelijke feest van de uitstorting van de geest van god over de hoofden van een groep mensen. De uitstorting maakt
het geluid van een windvlaag en veroorzaakt vlammen op de hoofden van die mensen. En ze beginnen in vreemde talen te spreken." 

Op het plaatje: de geest van god (heilige geest) op het hoofd van Maria, door de schilder Jan van Eijk (1390-1441). Moet je die afhangende schouders zien.

Over W.

 

V

Ze zijn het echt


45.
Het leven is iets zeldzaams. Het is zeker niet iets krachtigs. Anders zou het vaker voorkomen, op miljoenen andere planeten.
Het niet-leven is veel krachtiger.

55.
Kun je verlangen naar de dood zoals naar de zee op een
snikhete dag koel, helder, moederlijk deinend, verfrissend?

55.
Het voelde goed om de straat op te gaan,
langs de rivier te kuieren, naar China te vliegen of op een snikheet Italiaans perronnetje te wachten op de trein, rokend in de schaduw, leunend tegen zijn rugzak.

57.
Het schrikken als de telefoon gaat is behalve een psychisch ook een biologisch verschijnsel. Het is de schrik van de stilte over het lawaai, van het hert in het bos dat een tak hoort breken, van de bewoner over de inbreker, van de ballon over de naald, van het zijn over het binnendringen van het niet-zijn.
"Met P.," zei ik.

57.
Ik gaf de planten water op het balkon, de bamboe op het binnenplaatsje. Aan het einde van de middag ging ik zoals elke dag naar de supermarkt om voedsel te kopen.
 

57.
"Ze zijn het, ze zijn het echt!" riep iemand toen W. en ik eraan kwamen lopen, schouder aan schouder, elk meer op z'n gemak met de ander dan alleen.

Over W.

 

IV

De leidingen


26.

Het was nog vroeg in de ochtend en het begon al warm te worden. Het was zomer. We waren tot laat uit geweest. We waren in de discotheek geweest. We hadden niet gedanst (dit hadden we wel moeten doen). De ramen en deuren van m'n huis aan de W-schans stonden open, de gordijnen deinden zachtjes in de bijna-windstilte, we hadden een kater. Van buiten kwam de zoete geur van de opwarmende stad.

33.
We voelden ons zoals tijdens onze laatste dagen op de middelbare school, vijftien jaar eerder. Onder de geslaagden heerste een sfeer van afscheid en melancholie. Maar iedereen was ook ongedurig en vol verwachting.
De losbandigheid die al die tegenstrijdige gevoelens teweeg brachten!
Dit keer eindigde niet onze middelbare schooltijd, maar het tijdperk van onze onafscheidelijkheid. 

33.
W. had van jongs af aan het zekere gevoel dat een leven zonder vrouw en kinderen zinloos was. Zijn toekomstige gezin was voor hem als een verre, lonkende haven waarin hij op een dag zou binnenvaren en afmeren, liefdevol in de armen gesloten.

34.
W.'s vader was die middag, lang geleden, niet verdronken.
Hoe moet het geweest zijn voor W., toen z'n vader het tuinpad op kwam lopen, uitgeput en in de war van de epileptische aanval, opgestaan uit de dood, kroost op z'n kale hoofd en nat van de sloot waarin W. hem had laten liggen? 
Hoe moest het nu verder? Eén blik van z'n vader was genoeg om W. ineen te laten krimpen van ellende.
"Jij hebt mij gedood."
Was het wel echt gebeurd?
Tegen de tijd dat W. ging trouwen was hele idee vader te beladen, te zenuwslopend voor hem geworden.  

34.
Toen begon W.'s gevecht met z'n afkomst, met z'n genen. Toen begon zijn gewapende terugtocht in het verleden, zijn obsessie met het vlees, met de leidingen. "Eigenschappen slaan soms een generatie over," zei hij met onafzienbare bezorgdheid in zijn stem. Voor het eerst had ik met hem te doen.

36.
Herfst 1995.
"Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr," zei W.
Dit had Rilke
geschreven. Rilke leefde van 1875 tot 1926.

[wordt vervolgd]

zondag 23 mei 2021

Over W.





III

Bernardo Bertolucci

18.
Door het kleine gekantelde dakraam kwamen de geluiden van de stad U. W. hoorde het getrippel van een duif op het dak. Of was het een rat? W. lag stil te luisteren met zijn ogen open. Het was de eerste nacht op z'n studentenkamer te U. Wat een verschil met wakker zijn op het land, met de geluiden van het land.
Vreemde steden leer je 's nachts kennen.

18.
Wat het leven ook voor ons in petto had, aan het einde ervan zouden we weer bij elkaar komen, net als Olmo en Alfredo. Dat namen we ons voor in de herfst van 1977, na het zien van de film Novecento van Bernardo Bertolucci.
Wat vond W. het heerlijk om die klinkende naam Bernardo Bertolucci uit te spreken! Hij groeide als hij die naam zei. Hij ontsnapte aan het peloton als hij die naam zei. Hij wérd zowat Bernardo Bertolucci als hij die naam zei. O, de magie van het zeggen van namen zoals Bernardo Bertolucci.

19.
W. las: "Je wordt niet sterker door een wapen te kopen. Een wapen geeft je alleen maar de illusie dat je sterk bent. In werkelijkheid blijf je zwak. Maar als je boeken koopt, dan word je op den duur zelf een wapen."

19.
Meestal belden we elkaar vanuit telefooncellen. Later mocht ik gebruik maken van de telefoon van m'n hospita, een jonge vrouw die de hele dag haar kinderen zoogde. Ze was niet veel ouder dan ik. Ze had een zacht, lief gezicht. Alles wat ze deed, deed ze langzaam. Zelfs de uitdrukkingen op haar gezicht verschenen en verdwenen langzaam. 

20.
Mijn vader was onmiskenbaar een macho.
Hij repareerde auto's.
's Avonds vette hij z'n eeltige, vierkante handen, zwart van olie, in met vaseline.
Hij dronk als een zeeman.
Hij kwam met lekkere meiden thuis uit de kroeg.
De hele weg glimlachend reisde W. die avond met de trein terug naar U, naar z'n studentenkamer. Wat een kerel! En die las gedichten!

21.
In Z., waar we vandaan kwamen, kenden we steeds minder mensen. Oude schoolvrienden waren vertrokken. Ze kwamen nog maar zelden thuis. Alleen hun ouders woonden er nog, in langzaam donkerder, leger en stiller wordende huizen. Een keer hadden we aangebeld bij R. Hij was er niet.
"Willen jullie niet even binnen komen?"
De stilte die daarbinnen heerste.
En zo tuimelden we de wereld in. We werden gewoon over de rand van het nest geduwd, begrijp je wel? 

22.
Er was nog geen internet. Er bestonden nog geen mobiele telefoons. W. woonde nu in U. en ik in A., maar we leefden nog altijd onder dezelfde sterrenhemel.
Die sterrenhemel is nu glasvezel, internet geworden. Jawel, de sterrenhemel is ondergronds gegaan. Ondergronds is het een hele lichtshow.
We leven in de Gouden Eeuw van de Bedrading, de Gouden Eeuw van de Leidingen.

23.
Van de surrealisten waardeerden W. en ik het streven om krankzinnig te worden. Om outsider, paria, grensgeval, onbegrijpelijk te worden. Om misdadiger, kluizenaar, patiënt te worden (in plaats van psychiater).

24.
Aan de H-kade te A. zaten mooie, rondborstige vrouwen die altijd heel lief en verleidelijk naar ons knipoogden vanuit hun roodverlichte kamertjes. Zo nabij de volle borsten, de ronde billen, de zachte buiken, de gladde benen, de voeten met de roodgelakte nagels in de strakke hoge hakken. Knipperend met hun lange kunstwimpers, wenkend met hun wijsvinger, kom hier, kom hier. Het was net of ze naar ons verlangden.
"Neuken?" vroeg er eentje die in de deuropening stond.
We schudden ons hoofd (onze hoofden).
We bedoelden natuurlijk: "Ja!"

[wordt vervolgd]

Over W.


 
 
II

Onzichtbare vissen


18.
De kunst is om de vragen die je hebt zo lang mogelijk onbeantwoord te laten. Hoe lang je dat uitstel aankan, verdragen kunt, bepaalt wat voor een persoon je bent.

18.
W. woonde aan de andere kant van de rivier.

18.
Wat doen de meeste mensen als ze een toeval constateren? Ze denken dat het geen toeval is.
Mijn moeder en mijn zusjes beschouwden W. als een aanwinst. Met hem kregen we er een kletskous bij.
"Begin maar alvast met praten, W., we komen er zo aan!"

18.
Een handdoek als een tulband om haar hoofd, een badjas losjes om haar lichaam geslagen. Blote voeten, nog nat, op de houten vloer, en vloeken en tieren als een zeeman. Zo kwam Q. vaak 's morgens vroeg de woonkamer in.
Overal waar ze geweest was stonden potjes open, gloeiden apparaten na, lagen opengescheurde verpakkingen van zeep, van shampoo, van maandverband. Half uitgeperste sinaasappels, gebruikte handdoeken, bananenschillen, boterhammen met een hap eruit, slipjes, bh's, truitjes, broeken, rokjes, laarzen, gympies, elastiekjes.
Het kielzog van een zestienjarige.
"W.!" riep Q, vanuit de badkamer, "wil je me de handdoek even aangeven als je daar toch bent. Hij ligt op de verwarming. En niet binnen komen!"
W. dronk het gulzig in, dit nieuwe leven. Het liep hem langs de mond, over de kin, in z'n hemd.
"W., kun je me even naar de stad brengen als je toch die kant op gaat?"
Maar natuurlijk kon hij dat. Hij wilde haar wel naar het einde van de wereld brengen achterop z'n fiets, haar handen om zijn middel, wat hem het gevoel gaf alleen nog maar te bestaan uit de gloeiende plekken waar haar handen hem aanraakten.
Hij genoot er van om door haar gezien, door haar gekend, door haar geroepen te worden. Het ontspande hem, maakte hem als het ware langzaam maar zeker geschikt voor de liefde, zoals een kippetje na een nacht in de marinade zacht en mals en smakelijk is geworden, en geschikt voor de oven.

18.
En de moeder, wat was die vurig! Ze had gitzwart haar, was altijd prachtig opgemaakt en behangen met fijne, fijnzinnige sieraden. Ze had felblauwe ogen, het lichaam van een turnster of een danseres, een soepele, lichte, beheerste tred. Als hij dat eens vergeleek met de vrouwen uit V.  Maar de vader had hij nog niet gezien. Waar was die eigenlijk?

18.
We liepen door de binnenstad van Z. We vonden het prettig om daar te lopen. Het leek wel een Italiaans dorp. Er waren pleintjes, middeleeuwse kerken, oude stadspoorten, smalle steegjes, stijgend en dalend.
En de IJssel.
We hoefden niet zo nodig vrij te zijn. Simpelweg er zijn vonden we al mooi genoeg (en dan had je nog het los zijn van de "kosmopoliet").

18.
"Zullen we naar Italië gaan?" vroeg W.
Vanaf het station in Z.
"een klein stationnetje aan de lijn naar Rusland" ging het met de nachttrein richting het zuiden.
We stonden op een camping op een heuvel in Florence, met uitzicht op de Ponte Vecchio. Het was heerlijk weer en het rook zo lekker in de heuvels.
We gingen naar zee met een boemeltreintje en zwommen in zee.
"Ik zie helemaal geen vissen," zei W.
"Het zijn onzichtbare vissen," zei ik.
"O ja," zei W.

[wordt vervolgd]

Over W.

 

I

 Nu is hij verdronken


10.
De maanlanding vond plaats op 20 juli 1969 om 17 minuten over acht 's avonds, plaatselijke tijd (V-tijd). Het was een warme dag met veel zon, de lucht was half bewolkt en W. was 10. Er stond weinig wind. Dat er mensen op de maan waren, de maan die altijd met hem mee reisde en hem bijscheen als hij in het donker door de velden naar huis fietste
hij wist niet of hij dat nou als iets goeds moest zien of als iets slechts.

13.
W. opende de zware houten deur van de bijkeuken. Met de zijkant van z'n hand schoof hij de ijzeren schuifsloten eraf en hij stapte in de sneeuw. Een gemene, koude oostenwind joeg hem in z'n gezicht. Hij keek naar de lucht, haalde diep adem en vloekte luid, zodat iedereen het goed kon horen, ook de varkens en de koeien in de schuren. Toen sloeg hij de deur achter zich dicht met een klap die de kopjes en de schoteltjes deed rinkelen op de planken. Sneeuw gleed van het dak en viel met een zachte plof op de grond. Hij beende door de sneeuw naar de schuur waar zijn fiets stond en fietste kwaad het hele eind naar school, naar Z. Hij had sterke benen gekregen van al dat fietsen. Benen als fundamenten, waarop het gebouw W. stevig rustte.

14.
Daar lag W.'s vader, in de sloot, op z'n buik, z'n hoofd in het water. W. fietste door, zo hard als hij kon. Over de droge, stoffige, zomerse landweggetjes tussen de maïsvelden. Het maïs stond hoog. Hij smeet z'n fiets tegen de boerderij en rende naar boven, naar z'n kamer. Hij stortte zich op z'n bed en drukte z'n hoofd in het kussen. Na een poosje ging hij rechtop zitten en hij zei: "Nu is hij verdronken."
Vele jaren later, toen het voorval hem begon te achtervolgen, wilde hij erover vertellen, maar dat kon hij niet. Het werd een onvertelbaar voorval. 

15.
Dit land, dit platteland, werd zijn papier, waarboven hij een donkere, bewolkte lucht uitspande en valken liet bidden. Waaruit hij klaprozen liet bloeien. Waarin hij een koe liet grazen en een vliegtuig ronkend liet neerstorten. Waarin hij een brommer liet tuffen richting de einder en zijn vader telkens opnieuw liet verdrinken. Het land werd zijn papier. Het papier werd zijn land.

17.
Af en toe schreef W. een zin in een schrift. Een zin die iets vasthield, iets bewaarde dat op een andere manier niet vastgehouden, niet bewaard kon worden.
Waar kwamen die zinnen
die hij koesterde vandaan? Waarom drongen ze zich zo aan hem op en bleven ze zo hardnekkig bij hem? En waarom groepeerden ze zich als vanzelf in bepaalde verbanden, configuraties?
W. wist niet goed wat hij moest doen met die elkaar zoekende, zichzelf ordenende zinnen, behalve ze opschrijven en bewaren. Tot hij in een boekhandel in Z. een tijdschrift open sloeg waarin hij precies het soort zinnen aantrof dat hij zelf schreef.
Gedichten.
Het was of het tijdschrift op zijn komst gerekend had: "Kopij kunt u, met retourpostzegel, sturen naar..."
Een retourpostzegel deed hij er niet bij.

17.
W. was vaak in de buurt van de rivier te vinden. De stroming was sterk. De rivier was een sluipmoordenaar. Voor je het wist stond je tot je middel in het koude water. Je kon bevangen raken door de kou en meegesleurd worden door de stroming. Maar de strandjes langs de rivier zagen er altijd zo aanlokkelijk uit!

18.
Wat zijn vader deed kon je volgens W. geen eten noemen. Het was een vreten, een schrokken. Hij roofde het voedsel nietsontziend van de schalen en vrat het op als een leguaan of een krokodil, nauwelijks kauwend, het voedsel achter in z'n keel werpend. Het was verschrikkelijk om hem te zien eten, hem te zien kauwen, slikken, snuiven, schrokken. Zoals hij at nam hij alles tot zich. Zo luisterde en keek hij ook.

18.
Onze verre toekomstige bestemming heerst over ons, maar we hebben er geen oog voor. We beleven lange tijd alleen raadsels.

[wordt vervolgd]

dinsdag 18 mei 2021

Heb je een nieuwe jas?

1.
"Heb je een nieuwe jas?"  
"Nee, die is van Tobias."

2.
De nieuwe biologische runderworsten van Albert Heijn lijken nogal veel op de vroegere niet-biologische runderworsten van Albert Heijn.

3.
Hoe kun je merken dat een tijdperk ten einde loopt? Doordat het zich het vorige tijdperk begint te herinneren.

4.
Internet heeft niet "de eenzamen verbonden", maar de verbondenen vereenzaamd. Iemand klaagde: "Als ik mijn vrouw of mijn kinderen wil spreken moet ik eerst een afspraak met ze maken."

5.
De flamingo herkent feilloos het eigen jong tussen tienduizenden andere jongen.
De duif vliegt vanaf de andere kant van de planeet feilloos terug naar huis
zonder te verdwalen.
Etcetera.

6.
Ik heb een nieuw godje geschapen. Het leeft op de grens van het bos en de bewoonde wereld. Het heeft interesse in ons, net als de oerkip. Ik heb nu drie godjes geschapen: het IJsselgodje, het godje van de nabijheid en het godje van de grens.
Nu moeten ze gaan groeien.

7. (Twee neologismen)
Kinderen van dezelfde moeder: buikgenoten
Kinderen van dezelfde vader: zaadmaatjes

¹ In potjeslatijn: liberi ex ipse utero (kinderen uit dezelfde baarmoeder).
² In potjeslatijn: liberi ex ipse testiculis (kinderen uit dezelfde ballen).

8.
Op tv zag ik de Noord-Indochinese of Zuid-Chinese tijger (Panthera tigris amoyensis). Het is een bedreigde diersoort. Er leven er nog dertig in het wild. Zouden dieren op een of andere manier voelen dat hun soort met uitsterven bedreigd wordt? Ik bedoel, zouden ze behalve hun eigen "individuele" lijden ook het lijden van de soort voelen?  

9.
Mijn eerste (en laatste) spijkerpak was van het merk Lois. Ik kreeg het toen ik negen jaar was. Lois was toen een geduchte concurrent van Levi's. Na elke wasbeurt was de slijtage bij de knieën, de bovenbenen en de ellebogen weer toegenomen. Dit vond ik zeer vreugdevol.

10.
Volgens een oude dame op tv heeft de Spaanse dichter Federico García Lorca gezegd dat wij de plicht tot vrolijkheid hebben. 

11.
Wat zit er toch in veel dingen een klok! Ik heb klokken gezien in pannen, in schoenen, in ringen, in fietsen, in pennen, in messen, in tassen, in koffers, in speelgoed, in ijskasten, in fornuizen, in piano's, in spiegels en in brillen.

zaterdag 15 mei 2021

Het was een bloedbad

Op de ene zender was het programma A perfect planet te zien. We zagen een slingeraap, een mooi harig dier met lange armen en een lange staart met een krul. Hij zwierde door het oerwoud. O, wat zag het er heerlijk uit! Soms steeg hij hoog uit boven de boomkruinen van het oerwoud, soeverein en zorgeloos zwevend.
Op de andere zender was de menselijke soort te zien in Jeruzalem. Het was een bloedbad. Gauw zapten we terug.

Het was een leuke verjaardag

Vannacht las ik de eerste tien bladzijden uit het bijzondere boek De mythe van de staatsschuld van Stephanie Kelton. Ik denk dat president Joe Biden het boek ook gelezen heeft.
Ik ga Stephanie Kelton uitnodigen voor een lezing op de Dolce far Niente Academie.
Zij mag dan logeren in het kraanhotel.
Ik kreeg haar boek vanwege m'n verjaardag. Ook kreeg ik het boek Papyrus van Irene Vallejo.
Het was een leuke verjaardag. S. was de enige gast en ze was goddank in een goed humeur. Hieronder zie je mijn nieuwe ventilator.



vrijdag 14 mei 2021

Wat ruikt u lekker

Op onze eilanden staat een gekkenhuis.
Vanmorgen in de supermarkt tikte een vrouw uit het gekkenhuis me op de schouder in de rij bij de kassa.
Ze zei:

"
Wat ruikt u lekker."
En daarna vroeg ze:
"Weet u hoe je oorsprong schrijft in het Chinees?"
"Nee," zei ik beleefd.

Ze schreef het Chinese woord voor oorsprong op het bonnetje dat ze van de kassière had gekregen en gaf het aan mij (ze had een zakje gebrande pinda's gekocht van 66 cent).

Nog voordat ik "dank u wel" kon zeggen was ze er alweer vandoor, met een nietsontziende haast die veel bewoners van het huis kenmerkt, hoewel sommigen juist zeer langzaam zijn (vermoedelijk door de medicatie).

dinsdag 11 mei 2021

Over vliegen

J.: "Ik moest me drie keer bijna tot op mijn onderbroek uitkleden om door controle-poortjes te lopen. Er moest steeds iets anders uit mijn bagage los in een bakje geplaatst worden. Ik moest ook mijn schoenen uitdoen. Ik bewoog me als mister Bean door de rijen en sluizen en tunnels. Wanneer ik alleen reis moet ik erg oppassen dat ik me niet gedachteloos aansluit bij de grootste groep en bijvoorbeeld in Zuid-Turkije terecht kom (in plaats van op La Palma). Eindelijk airborne moest ik met louter geestkracht het vliegtuig in de lucht zien te houden. Bij aankomst op La Palma was ik afgepeigerd."

Uit: een email van J, gisteren.

maandag 10 mei 2021

Al mijn verdedigende krachten foetsie

Paard (Staunton)
Het is een mooie dag en ik ga naar P. om te schaken. Hij woont aan de overkant van het water.
P. is een gevaarlijke schaker als hij er wat bij drinkt (niet te veel).
Het geeft hem precies het goede quantum ontspanning, concentratie, durf en oplettendheid.
Ik word door de drank juist roekeloos. Ik hoef maar een glas wijn te drinken en al mijn verdedigende krachten zijn foetsie. Ik heb nog slechts oog voor de aanval en mijn dame stormt helemaal alleen op de vijand af.
P. heeft goede wijn, die hij speciaal uit Frankrijk laat halen. Zijn hele drankvoorraad is trouwens van de hoogste kwaliteit. Maar wanneer hij wil inschenken, dan zeg ik tegen hem, zeer tegen mijn alcoholische natuur in: "Geef maar een glas water, P.!"

zondag 9 mei 2021

Over een niet-binair persoon

Er stond een interview in de Volkskrant met de Berlijnse columniste van Iraanse komaf Hengameh Yaghoobifarah, die veel opschudding veroorzaakt met haar columns.
Deze "Duitse niet-binaire persoon"
¹ voelt zich man noch vrouw of man én vrouw en wil niet aangesproken worden met "hij" of "zij" maar met "hen".
En dus schreef de interviewer in de Volkskrant (ik citeer): "Zo ronkend als hen kan schrijven, zo bedachtzaam praat hen. Soms blijft hen gewoon stil. Hen kijkt dan naar hun laptop en drinkt een slok water."
Jongens toch.

¹ Uit: Wikipedia

M. heeft liefdesverdriet

M. (20) vanavond, terwijl warme, geurige lucht uit het Middellandse Zeegebied het land binnenstroomde: "Ik ga even een rondje lopen met mezelf."

zaterdag 8 mei 2021

Het komt niet altijd goed uit

Ik ga niet altijd naar buiten wanneer er een zeldzaam kosmisch of meteorologisch verschijnsel te zien of te beleven is. Het komt niet altijd goed uit.
De laatste keer dat ik naar buiten ging voor zo'n verschijnsel was in het jaar 2015, toen er een onvolledige zonsverduistering én een volledige maansverduistering te zien waren (beide keren ging ik volledig naar buiten).
En vanavond ga ik naar buiten om de warme subtropische lucht te voelen die vanuit het Middellandse Zeegebied het land binnen stroomt.

Op het plaatje: de temperatuursverwachting van het Global Forecasting System voor morgen 20.00

En de opkomende zon verwarmde het dal

1.
Ik was met M.
We reden naar Veneti
ë.
We gingen naar familie.
We waren 's ochtend vroeg vertrokken.
Tegen het vallen van de avond kwamen we aan in Itali
ë.
M. was moe geworden door het lange rijden.
We vonden een hotel in een dal niet ver van Veneti
ë.
Het lag tussen wijngaarden.
Bij aankomst werd ons gevraagd hoe we wilden ontbijten. 

2.
De volgende ochtend werd ik vroeg wakker.
Er was een zwembad in de tuin van het hotel.
Ik ging erin zwemmen (ik trok baantjes).
Toen verscheen er aan de rand van het zwembad een bediende.
Hij was zeer goedgemutst.
Hij zette een dienblad met caffè latte, een croissant en een sigaret met aansteker op de rand van het zwembad.
En de opkomende zon verwarmde het dal.

vrijdag 7 mei 2021

Over reclame

Een nieuwe auto, die "de lucht zuivert":  

dinsdag 4 mei 2021

Over geld, grond en god


                                                    Vanaf zomer 2022

Zijn lievelingsgerecht was minestrone met kaantjes

Ik las een boek van meer dan 800 pagina’s over Mussolini de Italiaanse dictator. Het boek heet M (De zoon van de eeuw) en het is geschreven door Antonio Scurati. Het is een roman, staat op de kaft. Het is zeer slordig geschreven of vertaald (of allebei) en het is ook geen roman.
Als journalist en later hoofdredacteur beschreef Mussolini z’n eigen opkomst als dictator. Hij veroverde Italië staande op een hoge golf, schreef hij. Een hoge golf van een hoge zee die hij zelf veroorzaakt had. "Er is niets op deze aardkorst dat niet vanaf de rug van een hoge golf kan worden overzien."
Mussolini kon goed schrijven. Ook had hij veel gelezen.
Bij het op gruwelijke wijze vermoorden van tegenstanders door fascistische knuppelaars kneep hij een oogje toe. Zijn lievelingsgerecht was minestrone met kaantjes, staat er.