Op 11 september 2001 fietste [Naam] door de regen van het zuidelijke naar het noordelijke deel van de stad A. Het was koud – een graad of vijf boven nul – en er waaide hem een gemene wind tegemoet.
Zijn fiets zag eruit als het karkas van een afgekloven kip, met hier en daar nog een stuk loshangend vel van de jasbeschermer en de kettingkast. De koplamp was verroest, het kleine gloeilampje bungelde eruit als een oogbol uit de kas. Het achterwiel liep aan, er zat een slag in. [Naam] was op weg naar zijn advocaat. Een stel scholieren fietste hem moeiteloos voorbij.
Op de brug over de rivier de M. liep zijn fietsketting eraf.
Een paar uur later, op het politiebureau, toonde een rechercheur hem de beelden van de brugbewakingscamera's.
Daar kwam hij aan, in de verte, zwoegend, hijgend. Aan het stuur een plastic tas van Albert Heijn met zijn papieren erin. Daar had je ook die scholieren weer.
Midden op de brug liep de fietsketting eraf. [Naam] stapte af, pakte de fiets met beiden handen beet en smeet hem over de railing van de brug in de rivier. Je hoefde geen geoefend liplezer te zijn om te zien dat hij "Kutfiets!" riep terwijl de fiets in de diepte verdween.
De beelden lieten verder zien hoe de kutfiets te pletter sloeg op de stuurhut van een toevallig onder de brug doorvarend binnenschip, Celeste geheten, en hoe [Naam] het op een lopen zetten met zijn plastic tas. Dat laatste was pijnlijk om te zien. Het was allemaal pijnlijk om te zien, maar het wegrennen was het ergste. Het was beter, waardiger geweest als hij was blijven wachten op de politie. Maar [Naam] stak al zijn hele leven lang zijn kop in het zand, en dat was deze keer niet anders.
"We hebben helaas niet kunnen voorkomen dat de beelden in handen zijn gevallen van de media," zei de rechercheur met een gemeen lachje.
"Fiets veroorzaakt milieuramp," klonk het die avond op het journaal van acht uur uit de sensuele mond van de nieuwslezeres. Er waren nog meer beelden van bewakingscamera's gevonden, waarop onder andere te zien was hoe het binnenschip Celeste, na de klap, uit de koers raakte, een tegemoetkomend schip ramde en hopeloos klem kwam te zitten tussen een pyloon van de volgende brug en de oever. Over de toedracht kon nog geen uitspraak worden gedaan, de politie had het in onderzoek.
Het geramde schip zat barstensvol zware olie voor de haven van A. En die olie gutste nu in glimmende zwarte golven door de opengereten scheepshuid.
Verderop, stroomafwaarts, vertakte de rivier zich in twee kleinere riviertjes. De ene stroomde door de stad A., onlosmakelijk met het water verbonden door een fijnmazig stelsel van kanalen en grachten – een soort Venetië, maar zonder grandeur. De andere bevloeide een van de best beschermde natuurgebieden ter wereld, een doolhof van grillige kreekjes en eilandjes waar behalve de bever ook zeldzame schepsels als de lepelaar, de ijsvogel en de Noordse woelmuis leefden. Zowel de stad als het natuurgebied stonden op de werelderfgoedlijst van Unesco.
Het nieuws werd verder volledig overschaduwd door de berichtgeving over de terroristische aanslagen op het World Trade Centre in New York, diezelfde dag.
"Als ik had geweten dat het schip eraan kwam had ik die kutfiets niet over de railing gegooid," zei [Naam] tegen zijn vrouw.
"Ik ga van je scheiden," antwoordde ze.