Ik zag vanavond het debat tussen premier Rutte en Thierry Baudet. Baudet
wilde graag weten of Rutte de laatste jaren wel eens gehuild had. Rutte
antwoordde dat hij gehuild had
– om de dood van zijn vader,
– om de dood van zijn broer,
– en om de dood van zijn zus.
Baudet wilde weten hoe lang dat geleden was.
Rutte antwoordde
dat zijn zus vier maanden geleden overleden was.
Ik kon goed zien dat Baudet veel oefent voor de spiegel. Rutte heeft de
spiegel niet meer nodig. Ik kon ook zien dat Baudet telkens wat tijd
nodig heeft om na te denken voordat hij begint te spreken. Door
zichzelf te horen spreken komt hij op stoom. Er is sprake van een zekere mate van zelfbedwelming.
Rutte hoeft niet meer na
te denken en schiet meteen uit de startblokken. Zijn spreken is zijn
denken.
Verder viel me op dat Baudet graag een monoloog houdt, waarbij
hij grote woorden en grote gebaren niet schuwt. Hij raakt daardoor van
slag als hij onderbroken wordt. Rutte niet. Hij hecht aan het debat, de tussenwerping, het
overleg, het compromis, de afspraak, de deal, de regeling.
Hij gebruikt kleine, korte, lichte woorden. Samen vormen zijn
woorden een soort zwerm. De woorden van Baudet vormen – daarbij
vergeleken – meer een optocht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten