Internet |
Internet is een oceaan.
Af en toe spoelt er wrakhout van mijn schipbreuken aan op de kust. Of overboord geslagen lading van mijn nog varende schepen.
Het leven stroomt niet langer uit in lucullische vergetelheid. Het stroomt nu uit op het armelijke internet (wij zijn strandjutters geworden van onze eigen geschiedenis).
Laatst vond ik in de branding tussen de schelpen en de wieren onderstaande column, die ik achttien jaar geleden typte voor De Volkskrant:
Hond in zee
Ik was aan het strand. Ik ging daar wandelen. De zee is net een heel groot
dier, dat rustig ademt in zijn slaap.
Naast mij de zee en de ondergaande zon. De zon maakt veel lawaai. Geleerden
zijn erachter gekomen dat het lawaai van de brandende zon oorverdovend is.
Alleen horen wij het niet. Voor ons lijkt het een muisstil vuur dat daar
brandt. Ik dacht: wat zou er te horen zijn als je een microfoon bij de
draaiende aardbol hield? Wat zou er dan te horen zijn?
Wapengekletter en liefdesliedjes.
Er was een rustige branding. Ik zag een hond op een luchtbed. De hond liet zich
heerlijk heen en weer wiegen op de golven. Hij lag op zijn rug op het luchtbed met zijn
poten omhoog. Soms viel hij eraf, in zee, en dan klom hij er gauw weer op. Ik
wist niet dat er zulke honden bestonden. Ik bleef een hele tijd naar dat beest
kijken want ik geloofde niet wat ik zag. Toen ik verder liep, langs de zee, met
mijn blote voeten in het zand, en honderd meter verder omkeek, toen was dat
beest nog steeds in de weer met dat luchtbed. Erop en eraf, erop en eraf. Een
hond die ik ken, een Petit Basset Griffon Vendéen, bijgenaamd de
gebaarde duivel van het struikgewas, die lacht wel eens in zijn slaap.
Maar deze hond, die lachte terwijl hij in de golven aan het spelen was. Als er
een grote golf aan kwam, dan begon hij opgewonden te blaffen en dook hij in de
golf. Dat was zo'n komisch gezicht. In de lucht zweefden meeuwen zo groot als
vliegtuigen. Er waren veel mensen op het strand, ondanks het late uur.
Ik wandelde langs het naaktstrand en daar zag ik iets dat nog gekker was dan de
hond op het luchtbed, namelijk een naakte vrouw. Dat was op zichzelf niet gek.
Maar ze droeg een pikzwarte zonnebril, en dat was het enige wat ze droeg. Haar
ogen waren niet te zien maar haar billen en borsten – en alles – wel.
In de buurt waar ik woon loopt elke dag een vrouw door de straat. Ze is
helemaal in het zwart gekleed, alleen haar ogen zijn te zien door een spleetje
in een pikzwart kleed, dat heel haar lichaam bedekt. Ze is van
fundamentalistische komaf, je weet wel. Ik moest denken aan haar, aan haar glanzende
ogen, toen ik dat vrouwenlichaam zonder ogen in het rond zag springen op het
strand. Het was precies het omgekeerde, snap je wel? Dat is wat ik dacht,
terwijl de zee, dat dier, rustig doorademde en de hond op het luchtbed van geen
ophouden wist als een kind.