We vierden haar 75-ste verjaardag.
M. en Z. ontmoetten daar hun achternichtje D., die ze lang niet gezien hadden.
Het was een vrolijk weerzien.
Ze gingen meteen schommelen.
De touwen waren zo hoog aan de boom bevestigd, dat het wel leek alsof de schommel vanzelf bewoog als een slinger van Foucault.
Later op de avond zaten ze op de bank, tegen elkaar aangeleund.
"En, hoe was het weerzien?" vroeg ik in de auto terug naar huis.
"O, heel erg leuk," zei Z., "we kunnen tegen elkaar aanleunen."
Mooi gezegd.