1.
"Ik heb L. in het echt ontmoet. Hij valt eigenlijk best mee."
"Daarom kun je mensen beter niet in het echt ontmoeten."
2.
"Hoe laat is het?"
"In China is het tien voor half zeven."
3.
"Bij ongelijkheid beginnen mensen te zoenen."
4.
"S. is een beetje vreemd. Met S. moet je altijd rekening houden. Bijvoorbeeld, dan wil ze wel naar de film maar niet naar de bioscoop."
5.
"Ik begrijp niet waarom mensen een plant in huis hebben."
6.
"Als je één kruid mocht meenemen naar een onbewoond eiland, welk kruid zou je dan meenemen?"
"Wat is dat nou voor een vraag? Dan zou ik salie meenemen. In Italië ben ik een keer in slaap gevallen in een veld salie en de volgende morgen werd ik als herboren wakker."
7.
"De koning heeft veertig adellijke titels, waaronder die van markies."
"Waarom ben ik geen markies? Ik wil ook een markies zijn."
8.
"De koning heeft veel koetsen."
"Waarom hebben wij geen koetsen? Ik wil ook een koets."
9.
"En waar is jouw vader goed in?"
"In mutsjes van aluminiumfolie vouwen."
10.
"Ik werk hard voor je. Ik heb hart voor je. En ik ben hard voor je" – eigenaar van een bloemenstal tegen zijn personeel.
11.
"De muren kun je niet meenemen" – een oude vrouw die niet weg wil uit haar huis in het Oekraïense dorp Pokrovsk.
12.
"Ik had al drie flesjes bier op. Ik was al een beetje tipsy¹. Maar toen zag ik dat er geen alcohol in het bier zat. Dat moeten ze er duidelijker op zetten."
13.
"Echte mannen vliegen niet."
¹ Ouderwets woord voor aangeschoten