 |
Romeins bronzen beeldje van de god van de vruchtbaarheid Priapus (derde eeuw na Christus)
|
Hier zijn elf van de 1574 epigrammen die de Romeinse dichter Martialis schreef.
Hij schreef ze tweeduizend jaar geleden.
Als mijn stukjes zo lang meegingen, dan werden ze in het jaar 4022 nog gelezen!1.
"Jij bezit in je eentje villa's en geld.
Jij bezit goudwerk in je eentje, porselein in je eentje,
Massische wijn en oude Caecuber in je eentje.
Jij bezit in je eentje verstand, in je eentje talent.
Alles heb je in je eentje, denk niet dat ik dat zal ontkennen,
Calvinus, maar je vrouw deel je met iedereen."
[Derde boekje¹, nr. 26]
2.
"Telkens wanneer je mij een haas stuurt, Gellia, zeg je:
'Marcus, gedurende zeven dagen ben je mooi!'
Als je de waarheid vertelt en me niet uitlacht, mijn liefje,
Gellia, dan at jij nooit van je leven haas!"²
[Vijfde boekje, nr. 29]
3.
"Hoewel je dikwijls gegroet wordt, zul je nooit als eerste groeten.
Pontilianus, zo'n type ben jij: dus voor eeuwig en altijd adieu!"
[Vijfde boekje, nr. 66]
4.
"Je pik is zo groot, Papylus, en even lang als je neus is,
zodat hem hem kunt ruiken wanneer je hem omhoogheft."
[Zesde boekje, nr. 36)
5.
"Je weet dat men jacht op je maakt, je kent de hebzuchtige jager
en, Marianus, je weet wat die jager wil.
Toch noem je hem in je laatste wil als je erfgenaam en,
grote dwaas, je wilt dat hij jouw plaats inneemt.
'Hij heeft mij toch grote geschenken gestuurd.'
Ja, met een vishaak.
En een visser beminnen, daartoe is een vis niet in staat.
Zal hij met oprecht verdriet dan treuren over je doodslot?
Als je wilt dat hij treurt, Marianus, geef hem dan niets."
[Zesde boekje, nr. 63]
6.
"Caelia, je geeft je aan de Parthen, aan Germanen en Daciërs,
en van Ciliciërs, Cappadociërs wijs je geen bed af.
Uit een Egyptische stad vaart een Memphitische neuker
naar je toe, uit de Rode Zee een donkere Indiër.
Je vlucht niet weg voor een avontuur met besneden joden,
op zijn Sarmatisch paard rijdt geen Alaan jouw huisdeur voorbij.
Hoe kan het dan gebeuren dat jij, een meisje uit Rome,
geen waardering bezit voor een Romeinse pik?"
[Zevende boekje, nr.30]
7.
"O schoonste van de vrouwen, nu en vroeger,
maar ook de ordinairste, nu en vroeger,
o Catulla, ik zou willen dat je
minder mooi of meer fatsoenlijk werd!"
[Achtste boekje, nr. 54]
8.
"Op de graven van haar zevental mannen liet de misdadige Chloë
beitelen: 'Dit is mijn werk.'
Duidelijker kon ze niet zijn."
[Negende boekje, nr. 15]
9.
"Jij vraagt hoe Philinus vader is geworden,
terwijl hij van zijn leven nooit geneukt heeft?
Laat Gaditanus, Avitus jou dat zeggen,
die geen woord schrijft en toch dichter is."
[Tiende boekje, nr. 102]
10.
"Je zegt dat kontjesneukers een slecht adem hebben.
Wanneer dat waar is zoals je beweert, Fabullus,
wat vind je van de adem van een kutjeslikker?"
[Twaalfde boekje, nr. 85]
11.
"Dertig jonge slaven bezit je en dertig slavinnen.
Je hebt één pik, die niet stijf wordt, wat zul je nu gaan doen?"
[Twaalfde boekje, nr. 86]
¹ Martialis leefde van ongeveer 793 tot 857 na de stichting van de stad Rome (dat is van ongeveer 40 tot 104 na Christus volgens de christelijke jaartelling). Hij publiceerde twaalf bundels epigrammen die hij zelf "boekjes" noemde. Vandaar dat ik ze ook "boekjes" noem.
² Volgens Romeins bijgeloof werd een mens mooier na het eten van een haas.