|
Het stationnetje van Aracataca
|
1.
Achter me klonk een fietsbel. Hij moest er zo te horen heel dringend langs op zijn VanMoof.2.
Voor het uitzonderlijke hebben wij misschien geen geschikt geheugen.
3.
Er leven tal van kleurige en lawaaiige papegaaien bij mij in de straat (in de bomen). Het lijkt hier wel Aracataca. Zou dat komen door de veranderingen? De klimaatveranderingen bedoel ik.
4.
Alle oorlogen komen voort uit het verlangen om "één te worden", "één te zijn". Als het niet zo treurig was, zou het ontroerend zijn.
5.
Ik wil de verzamelde epigrammen van Martialis gaan kopen. Hij leefde van ongeveer 793 tot 857 AUC*, dat is van ongeveer 40 tot 104 na het begin van de christelijke jaartelling. Ik heb over hem gelezen in het boek Papyrus van Irene Vallejo en ik mag hem graag. Hij schaamt zich helemaal niet om reclame te maken voor zijn eigen werk:
Je wilt mijn boekjes bij je
hebben, overal?
Je zoekt gezelschap voor
een lange reis?
Dan koop ze! Dikke pillen
zijn het niet. Neem kisten
voor de groten – ik pas
in één hand.
Maar waar ben ik te koop?
Ik geef je die informatie.
Dwaal niet doelloos rond,
neem mij als gids:
de winkel van Secundus,
de geleerde, bij de
Vredestempel: dáár.
Bij Nerva's Forum.
6.
P. te A.: "Morgen is een belangrijke voetbaldag."
M. te W.: "Geweldig, zo'n belangrijke voetbaldag."
7.
Ik
zag een nieuwe reclame van Toyota: "Toyota zuivert de lucht".
Voor veel mensen is de taal een hogere autoriteit dan
de werkelijkheid.
8.
Iemand vertelde me dat hij vroeger een christen was maar dat hij nu een atheïst is.
"Waarom een atheïst," zei ik, "er zijn duizenden goden mogelijk."
Nee, dat vond hij niet.
Nog steeds een christen.
9.
Hij woont al twintig jaar bij mij in de straat en hij heeft me nooit gegroet. Nu groet hij me opeens. Zal ik terug groeten?
10.
Vlinders zijn misschien vanuit een ander universum per ongeluk in het onze terechtgekomen.
* Ab Urbe Condita (vanaf de stichting van de stad Rome)