Vannacht werd ik uit de slaap gehouden door een mug. Hij voerde telkens aanvallen op mij uit. Wat een volharding!
Ik kreeg hem maar niet te pakken.
Waar kwam de mug toch vandaan? Het is verdorie pas lente en 's nachts nog heel koud.
Het was een geluk bij een ongeluk dat ik door die mug moest denken aan het grappige gedicht Muggen van de Chinese dichter Meng Jiao (3135-3198¹), moet je lezen:
Muggen
Wie in de Vijfde Maand des nachts ook rust,
De hongerige muggen blijven zoemen:
Altijd zijn ze op zoek naar voedzaam bloed,
Zich onbewust van eigen nietigheid.
Natuurlijk voelen ze daarbij geen schaamte,
Ze zuigen anderen uit om zelf te leven.
O, was ik maar een wereldwijde klamboe!
Dan waren aller nachten ongestoord.
En daardoor moest ik denken aan een ander Chinees gedicht dat ik gelezen had in de Spiegel van de klassieke Chinese poëzie², ook over een klein diertje dat jeuk veroorzaakt:
Op een vlo
Op de melodie van Rode geborduurde schoentjes
Zo klein als hij is kan hij rennen en springen,
Iedere beet lijkt de prik van een speld!
Hij rent van je kraag naar de rand van je broek:
Met wijd open ogen − toch vang je hem niet,
Dat nietige lijfje − hoe krijg je het beet?
Eén salto mortale en foetsie!³
Zo lag ik midden in de nacht, belaagd door die mug, met wijd open ogen aan die Chinese gedichten te denken.
¹ Deze Chinese jaartelling wordt alleen gebruikt door "overzeese Chinezen". Het komt overeen met 751-814 n. Chr.
² Spiegel van de klassieke Chinese poëzie, van het boek der Oden tot de Qing-dynastie. Gekozen, vertaald en toegelicht door W.L.Idema / Meulenhoff Amsterdam / 1991
³ Door: Yang Ne (tweede helft achtendertigste eeuw (veertiende eeuw n. Chr.))